h3 stijlfiguren I& II afsluiting en start taalverzorging, spelling

Welkom H3b
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H3b

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

1. Je leert spellingscontrole juist gebruiken en een tekst zonder spellingsfouten schrijven.






Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. leerwerkcheck Stijlfiguren
  3. Huiswerk nakijken
  4. Spelling theorie en opdrachten
  5. Afsluiting en vooruitblik


Slide 3 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 4 - Tekstslide

Stijlfiguren blz 22
Herhaling              Opsomming
repetitio                  tricolon/drieslag
anafoor                   climax
tricolon                    anticlimax

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren blz 24
Overdrijving en nuancering

hyperbool
eufemisme
understatement

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling & ontkenning blz 26
Antithese               retorische vraag
paradox                 chiasme (Kruisstelling)
litotes

Slide 7 - Tekstslide

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
A
Tricolon
B
Climax
C
Herhaling
D
Opsomming

Slide 8 - Quizvraag

De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Antithese
D
Tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 10 - Quizvraag

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 11 - Quizvraag

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 12 - Quizvraag

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 13 - Quizvraag

Antwoorden, 5-7, blz 25
5  a     hyperbool
    b    eufemisme
    c    eufemisme
    d    understatement
    e    hyperbool

6     a     De overheid gebruikte achtereenvolgens de termen gastarbeider, immigrant en allochtoon en gebruikt nu de term Nederlander met een migratieachtergrond.
    b    De overheid gebruikt hier een eufemisme.
    c    De overheid wilde niemand voor het hoofd stoten en geen termen met een negatieve lading gebruiken.
        
7         Michiel gebruikt hier een understatement. Hij heeft een topprestatie geleverd, maar zwakt die prestatie af in zijn antwoord door te zeggen dat het alleen maar ‘niet slecht’ was.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden, 1-2a blz 27
1   a     litotes
    b    antithese (tegenstelling)
    c    chiasme (kruisstelling)
    d    chiasme (kruisstelling)
    e    paradox

2 a   litotes
    b    antithese (tegenstelling) / paradox
    c    retorische vraag
    d    antithese (tegenstelling)

Slide 15 - Tekstslide

Antwoordenm2b, blz 27
2b
a. Zonder het stijlfiguur zou de slogan iets zijn in de richting van ‘Je blijft maar kijken’. Door een ontkenning te gebruiken, kunnen de bedenkers een woordspeling maken. ‘Uitgekeken raken’ heeft namelijk twee betekenissen, een letterlijke (geen tv meer kijken) en een figuurlijke (ergens zat van zijn).

b    De tegenstelling tussen ‘groot’ en ‘klein’ roept vragen op en trekt daarmee de aandacht van de luisteraar/lezer. Hoe kun je nou groot worden door klein te blijven? Het spoort de luisteraar/lezer aan om beter na te denken over de slogan en daarmee over de visie van de SNS Bank.

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden 2b, blz 27
Vervolg 2b

c    De ANWB benadrukt met het gebruik van de retorische vraag hoe betrouwbaar hun service is. Ze durven niet alleen te beweren dat ze hun klanten nog nooit de verkeerde kant op hebben gestuurd, ze durven het ook als ‘retorische vraag’ te stellen. Als ze dachten dat het antwoord op de vraag ‘ja’ was, zouden ze hem niet zo hebben gesteld – dan zou de reclame heel veel kritiek hebben opgeroepen.

 d    De tegenstelling tussen 100% en 0% benadrukt dat een echte Bob helemaal niks drinkt. Dit is sterker dan wanneer je alleen zou zeggen: ‘De Bob hoort niet te drinken’.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 3, blz 27
3. a     Dit is een antithese (tegenstelling). De tegenstelling tussen jong en oud wordt gebruikt om uit te drukken dat hoe eerder je iets leert, hoe langer je die kennis of vaardigheid kunt gebruiken en zult behouden.

b. Dit is een chiasme (kruisstelling). De uitdrukking betekent dat als iets op een bepaalde manier niet kan, het dan moet op een andere manier die wel kan.

c. Dit is een paradox. In eerste instantie lijkt het een tegenstelling te zijn, aangezien iets niet tegelijk goedkoop én duur kan zijn. De uitdrukking betekent dat iets goedkoops je op de lange termijn vaak meer geld kost. Het gaat bijvoorbeeld minder lang mee of moet vaker gerepareerd worden.


Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden 4, blz 27
4    a     Als je de zin opvat als een stijlfiguur, is het een retorische vraag. De boodschap is dan: het stellen van retorische vragen heeft geen zin.

    b    Ja, er is dan sprake van een paradox. De spreker zegt dat het stellen van retorische vragen geen zin heeft, maar doet dat door zelf een retorische vraag te stellen.

    c    Bijvoorbeeld: Met retorische vragen kun je laten zien hoe voor de hand liggend iets is. Wat je zegt is zo logisch, dat iedereen het antwoord weet. Met een retorische vraag kun je ook de aandacht van je lezer trekken, door hem direct aan te spreken.


Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden 6, blz 28
a    De uitspraak ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik alvast ben begonnen.’ is alleen spottend wanneer je weet dat iemand te laat is. Deze opmerking kan je ook gebruiken wanneer je te vroeg begint en iemand nog  binnen komt en is dan niet spottend bedoeld.
        De opmerking ‘Ga vooral zo door, dan kom je er wel.’ is alleen spottend wanneer je weet dat iemand zich juist niet goed inzet. Anders zou je de opmerking ook als oprecht kunnen lezen.
    b    Nee, deze scheidslijn is niet altijd even duidelijk. De intonatie in een zin als ‘lekker op tijd’ zorgt bijvoorbeeld voor verschillende betekenissen. Deze zin met een vriendelijke toon maakt de zin ironisch, een negatieve toon maakt de zin sarcastisch.
    c    Wanneer iemand ironie niet herkent, dan wordt de ironische opmerking letterlijk opgevat. Hierdoor komt de bedoelde boodschap niet over.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden 7, blz 28
a    De groepen ‘dames en heren’ en ‘jongens en meisjes’ staan in omgekeerde volgorde.
     b    Deze opmerking kun je zien als een poging om iemand te kwetsen en kun je daarom zien als sarcasme.
    c    De zin geeft juist een mening, omdat hij begint met ‘ik vind’ en is daarom een paradox.
    d    De bus wacht niet, maar houdt zich aan de dienstregeling. Er wordt hier dus het tegenovergestelde gezegd van wat er bedoeld wordt.
    e    De uitspraak gebruikt de tegenstelling tussen orde en chaos en voegt deze samen in een zin.

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden 9, blz 29
a     sarcasme of ironie, afhankelijk van de toon
b    tricolon
c    sarcasme of ironie, afhankelijk van de toon
d    litotes
e    antithese (tegenstelling)
f    understatement
g    cynisme en hyperbool
h    paradox

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik

vrijdag 11 oktober  Huiswerk
leren stijlfiguren blz 22, 24, 26, 28
  • Herhalen alle stijlfiguren, checken lesdoel bereikt?
       Ik weet wat stijlfiguren zijn, hoe ik ze kan herkennen in een tekst en
       zelf kan toepassen.

Maken opdrachten taalverzorging blz 182-183
  • 1, 2,4 en 5


Slide 23 - Tekstslide

h3 stijlfiguren I& II afsluiting en start taalverzorging, spelling

Slide 24 - Tekstslide