Het uitwisselen van gassen tussen omgeving en longen Doel: zuurstof opnemen, koolstofdioxide afgeven Dit zijn gassen die nodig zijn dan wel ontstaan bij verbranding Door verbranding krijgt het lichaam energie voor de processen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Gaswisseling
Het uitwisselen van gassen tussen omgeving en longen Doel: zuurstof opnemen, koolstofdioxide afgeven Dit zijn gassen die nodig zijn dan wel ontstaan bij verbranding Door verbranding krijgt het lichaam energie voor de processen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Neusademhaling
Voordelen:
neusharen: grote stofdeeltjes tegenhouden
neusslijmvlies: buitenste laag: slijm:
kleine stofdeeltjes & ziekteverwekkers tegenhouden en lucht vochtig maken, trilharen: slijm naar keel
bloedvaten: lucht verwarmd
reukzintuig: keurt lucht
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Binas 83A
Slide 5 - Tekstslide
structuur hemoglobine
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Zuurstof gebonden aan hemoglobine
in longen 14 kPa, in minder actief weefsel ca 5 kPa, in actief weefsel 3 kPa
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
transport van koolstofdioxide
Koolstofdioxide kan op drie manieren van de weefsels naar de longen vervoerd:
opgelost als koolstofdioxide in het bloed,
gebonden aan hemoglobine,
met behulp van water omgezet in HCO3-.
Slide 10 - Tekstslide
Binas 83E
Slide 11 - Tekstslide
Tracheeën
Aan de stigma's zitten veel spieren. Door deze samen te laten trekken, komt lucht in de tracheeën.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe ademen vissen
Slide 13 - Tekstslide
Gaswisseling bij vissen
Slide 14 - Tekstslide
Ademhaling
Er zijn twee manieren van ademhalen: borstademhaling en buikademhaling.
Beide berusten op het feit dat de longinhoud vergroot wordt. Dit gebeurt door aanspannen van de buitenste tussenribspieren of aanspannen spieren aan het middenrif.
Hierdoor ontstaat een onderdruk, waardoor lucht naar binnen gezogen wordt.
Slide 15 - Tekstslide
Bij uitademen ontspannen de spieren zich. Hierdoor gaat óf het borstbeen met de ribben naar beneden óf het middenrif omhoog. Er ontstaan een kleinere ruimte, waardoor er overdruk ontstaat en de lucht stroomt naar buiten.
Voor een diepe inademing worden ook de halsspieren gebruikt, voor een diepe uitademing worden de binnenste tussenribspieren ook aangespannen.
Slide 16 - Tekstslide
Anatomie
Grafiek druk
Slide 17 - Tekstslide
Ademvolume Binas 83B
Slide 18 - Tekstslide
regeling ademfrequentie
Het ademcentrum regelt de activiteit van de ademspieren. Hiervoor zitten er chemoreceptoren in de hersenstam, de wand van de aorta en de wand van de halsslagaders. Deze meten de pCO2. Als er weinig zuurstof in het bloed zit, neemt de gevoeligheid voor toename van CO2 toe. Door sneller en krachtiger samen te trekken, kan de hoeveelheid geventileerde lucht wel 20x zo groot worden.
Slide 19 - Tekstslide
Rekreceptoren in de gespierde wanden van de bronchi en bronchioli meten de mate van uitrekking, via feedback wordt de inademing gestopt en ga je uitademen.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Lever
Slide 22 - Tekstslide
Binas 82D
Slide 23 - Tekstslide
Functies
- regelt suikerspiegel
- verwerkt cholesterol
- maakt gal
- opslag ijzer aan ferritine, mineralen en vitaminen
Het verwijderen van schadelijke of overtollige stoffen uit bloed, weefselvloeistof of lymfe.
Ontlasting is dus géén uitscheiding!
Slide 27 - Tekstslide
Nieren en urinewegen 85A
Slide 28 - Tekstslide
Opbouw nier 85A
Slide 29 - Tekstslide
Werking nefron
Door hoge bloeddruk wordt het vocht met glucose, ionen en ureum uit het bloedplasma in het nierkapsel eruit geperst. Dit heet ultrafiltratie.
Instinkvraag: dit proces kost geen zuurstof, door het kleinere volume vocht zit er dus relatief meer zuurstof in het bloed.
Slide 30 - Tekstslide
Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi
Slide 31 - Tekstslide
Per dag 180 l voorurine.
Veel stoffen mbv actief transport uit voorurine, bijv glucose: terugresorptie.
pH van het bloed geregeld door meer of minder CO2 uitademen.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Binas 85C
Binas 85C
Slide 34 - Tekstslide
Lus van Henle en verder
Tegenstroomprincipe, osmotische waarde naar onderen toeneemt.
Tweede gekronkelde nierbuisje oiv aldosteron:
actief transport van Na+ naar weefselvloeistof.
ADH: invloed op permeabiliteit voor water van tweede gekronkelde nierbuisje en verzamelbuis.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Urine verzameld in nierbekken, afgevoerd via urineleiders.
Via urine overtollig water en zouten afgevoerd: invloed op de osmotische waarde.
Hoeveelheid uitgescheiden water: hormoon ADH: anti-diuretisch hormoon (anti-uitscheidingshormoon). Dus: hoe meer ADH, hoe minder water met urine uitgescheiden wordt.
Slide 37 - Tekstslide
Osmotische waarde intern milieu
Wordt geregeld via negatieve feedback.
Osmoreceptoren in hypothalamus meten osmotische waarde. Hypothalamus reageert met meer of minder ADH afgifte.
Osmoregulatie: 85D
Alcohol en cafeïne remmen productie ADH, dus minder terugresorptie, dus meer urine gevormd!
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Regelen pH
Bufferen H+ ionen door NaHCO3 en KA=koolzuur-anhydrase. H+ opgevangen door HCO3-, wordt H2CO3, door KA gesplitst in CO2 en H2O, CO2 dan uitgescheiden.
Slide 40 - Tekstslide
pCO2 wordt gemeten in halsslagader, aortaboog, hersenstam. pH te laag, dan teveel CO2 opgelost, dus meer uitscheiden.
Teveel opgelost CO2 heet acidose, te weinig opgelost CO2 heet alkalose.
Bufferwerking door met name NaHCO3.
Slide 41 - Tekstslide
Huid
Slide 42 - Tekstslide
De huid is het grootste orgaan
De onderste laag van de opperhuid (kiemlaag)
deelt zich voortdurend.
De huid heeft een belangrijke rol in het
handhaven van de temperatuur.
Vet is: - bron van reservevoedsel
- isolerende laag
- bescherming van vitale organen
Slide 43 - Tekstslide
Regeling lichaamstemperatuur
De regeling van de lichaamstemperatuur wordt aangestuurd door de hypothalamus.
Een temperatuurzintuig registreert de bloedtemperatuur. De temperatuur van verderweg gelegen delen komen binnen via warmte- en koudezintuigen in de (leder)huid.
Slide 44 - Tekstslide
Afkoelen via huid
verwijden van de bloedvaten, dus meer bloed stroomt door de huid (rode kleur), meer warmte afgegeven
zweetklieren produceren zweet, verdamping kost energie, komt uit warmte van het lichaam
Slide 45 - Tekstslide
warmte vasthouden/warmer worden
bloedvaten vernauwen zich, hierdoor minder bloed door huid, huid wordt bleker van kleur
minder zweet gevormd
haren gaan rechtovereind staan: kippevel: zorgt voor laagje stilstaande lucht=isolatie; bij mens weinig effect
je gaat rillen, hierdoor meer verbranding, dus meer warmte
Slide 46 - Tekstslide
opp/inhoud verhouding van belang: klein organisme heeft relatief veel oppervlakte tov inhoud, dus raakt makkelijk warmte kwijt!
tegenstroomprincipe wordt vaak gebruikt om warmte in bloed te houden bij bijv poten op een koud oppervlak