thema 3 Gaswisseling en uitscheiding

Gaswisseling
Leerdoelen:
  • bouw en functie ademhalingsstelsel kennen
  • manier waarop ademhalingsbewegingen tot stand komen kennen
  • organen betrokken bij uitscheiding kennen en hun werking kennen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 51 slides, met tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Gaswisseling
Leerdoelen:
  • bouw en functie ademhalingsstelsel kennen
  • manier waarop ademhalingsbewegingen tot stand komen kennen
  • organen betrokken bij uitscheiding kennen en hun werking kennen

Slide 1 - Tekstslide

Het uitwisselen van gassen tussen omgeving en longen
Doel: zuurstof opnemen, koolstofdioxide afgeven
Dit zijn gassen die nodig zijn dan wel ontstaan bij verbranding
Door verbranding krijgt het lichaam energie voor de processen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Neusademhaling
Voordelen:
  • neusharen: grote stofdeeltjes tegenhouden
  • neusslijmvlies: buitenste laag: slijm: 
  • kleine stofdeeltjes & ziekteverwekkers tegenhouden en   lucht vochtig maken, trilharen: slijm naar keel 
  • bloedvaten: lucht verwarmd
  • reukzintuig: keurt lucht

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

structuur hemoglobine

Slide 9 - Tekstslide

opname van zuurstof door Hb als
- hoge concentratie zuurstof aanwezig is
- lage concentratie CO2 is
- lage temperatuur aanwezig is
- relatief basisch milieu (komt door weinig CO2, als CO2 oplost in bloed wordt H2CO3 gevormd, wat HCO3- wordt + H3O+)
  • voorkeur voor óf alle 4 plekken met zuurstof gebonden óf geen, daardoor geen rechte lijn als curve


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

afgifte van zuurstof door oxyHb als
- weinig zuurstof aanwezig is
- veel CO2 aanwezig is
- relatief hoge temperatuur aanwezig is
- relatief zure omgeving

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

vanaf 7 minuten

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

                                              83D

Slide 16 - Tekstslide

bas 2 Longventilatie
Leerdoelen:
  • de twee manieren van ademhalen kennen
  • de benodigde spieren kennen die betrokken zijn bij in- en uitademen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Video

samenvatting
Er zijn twee manieren van ademhalen: borstademhaling en buikademhaling
Beide berusten op het feit dat de longinhoud vergroot wordt. Dit gebeurt door aanspannen van de buitenste tussenribspieren of aanspannen van het middenrif. Hierdoor ontstaat een onderdruk, waardoor lucht naar binnen gezogen wordt. 

Slide 21 - Tekstslide

Bij uitademen ontspannen de spieren zich. Hierdoor gaat óf het borstbeen met de ribben naar beneden óf het middenrif omhoog. Er ontstaan een kleinere ruimte, waardoor er overdruk ontstaat en de lucht stroomt naar buiten.
Voor een diepe inademing worden ook de halsspieren gebruikt, voor een diepe uitademing worden de binnenste tussenribspieren ook aangespannen.

Slide 22 - Tekstslide

plaatsing spieren

Slide 23 - Tekstslide

Bas 3 Ademvolume en ademfrequentie
Leerdoelen:
  • begrippen betrokken bij ademhaling kennen
  • weten wat de ademhalingsfrequentie regelt

Slide 24 - Tekstslide

Ademvolume Binas 83B

Slide 25 - Tekstslide

regeling ademfrequentie

Het ademcentrum regelt de activiteit van de ademspieren. Hiervoor zitten er chemoreceptoren in de hersenstam, de wand van de aorta en de wand van de halsslagaders. Deze meten de pCO2. Als er weinig zuurstof in het bloed zit, neemt de gevoeligheid voor CO2 toe. Door sneller en krachtiger samen te trekken, kan de hoeveelheid geventileerde lucht wel 20x zo groot worden.

Slide 26 - Tekstslide

De rekreceptoren meten de mate van uitrekking, via feedback wordt de inademing gestopt en ga je uitademen.

Bij hyperventilatie gaan personen te snel ademen, waardoor teveel CO2 uitgeademd wordt en het gehalte te laag wordt in het bloed.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Bas 4 De lever
Leerdoelen:
  • De bouw en functies van de lever kennen

Slide 30 - Tekstslide

De lever krijgt zuurstofrijk bloed via de leverslagader en zuurstof-arm maar voedselrijk bloed via de poortader. In de lever wordt onder andere glycogeen opgeslagen, zodat de leverwerking belangrijk is voor de samenstelling van het bloedplasma. De lever is zodoende betrokken bij homeostase. 
Bouw: Binas 82D

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Functies
- regelen bloedsuiker
- verwerkt cholesterol
- maakt gal
- bouwt vetzuren om
- regelt vettransport
- bouwt aminozuren om naar aminozuren of ureum
- stollingseiwitten maken, ontgiften, witte bloedcellen

Slide 33 - Tekstslide

Practicum katalase
Practicum 17 als demo, 18 zelf uitvoeren
Leerdoel:
  • weten dat katalase waterstof peroxide afbreekt naar water en zuurstof
  • de katalase-activiteit kunnen bepalen per gr weefsel

Slide 34 - Tekstslide

Bas 5 de nieren en urinewegen
Leerdoelen:
  • Bouw en werking van de nieren kennen
  • regeling van de osmotische waarde mbv uitscheiding kennen
  • regeling van de pH kennen

Slide 35 - Tekstslide

Nieren en urinewegen 85A

Slide 36 - Tekstslide

Opbouw nier 85A

Slide 37 - Tekstslide

Urine wordt verzameld in het nierbekken en afgevoerd via de urineleiders. Via urine wordt overtollig water en zouten afgevoerd, zodoende hebben de nieren invloed op de osmotische waarde. De hoeveelheid uitgescheiden water staat onder invloed van het hormoon ADH: anti-diuretisch hormoon (anti-uitscheidingshormoon). Dus: hoe meer ADH, hoe minder water met urine uitgescheiden wordt.

Slide 38 - Tekstslide

Werking nefron
Door hoge bloeddruk wordt het vocht met glucose, ionen en ureum uit het bloedplasma in het nierkapsel eruit geperst. Dit heet ultrafiltratie. Dit proces kost geen zuurstof, door het kleinere volume vocht zit er dus relatief meer zuurstof in het bloed.

Slide 39 - Tekstslide

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 40 - Tekstslide

Er wordt per dag 180 l voorurine gemaakt. Veel stoffen worden weer mbv actief transport uit de voorurine  gehaald, bijv glucose. Dit proces heet terugresorptie.

De pH van het bloed wordt geregeld door meer of minder CO2 via de longen uit te ademen.

Slide 41 - Tekstslide

Binas 85B

Slide 42 - Tekstslide

Binas 85C

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Lus van Henle en verder
Hier is het tegenstroomprincipe op van toepassing, waardoor de osmotische waarde naar onderen toe flink toeneemt.
Bij tweede gekronkelde nierbuisje oiv aldosteron actief transport van Na+ naar weefselvloeistof. 
ADH heeft invloed op permeabiliteit voor water van tweede gekronkelde nierbuisje.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Osmotische waarde intern milieu
Wordt geregeld via negatieve feedback.
Osmoreceptoren in hypothalamus meten osmotische waarde. Hypothalamus reageert met meer of minder ADH afgifte.
Osmoregulatie: 85D

Slide 47 - Tekstslide

regelen van pH
pH wordt met name via ademhaling geregeld. CO2 wordt gemeten in halsslagader, aortaboog, hersenstam. pH te laag, dan teveel CO2 opgelost, dus meer uitscheiden.
Teveel opgelost CO2: acidose, te weinig opgelost CO2: alkalose.
Bufferwerking door met name NaHCO3.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video