Maak 10 zinnen met enkelvoud en zet erachter de zin in meervoud.
Doe het zo:
Ik zie een ster in de lucht - ik zie sterren in de lucht. (Denk eraan: een ster wordt ster).
Nog een voorbeeld:
Ik loop langs het huis naar het zwembad - ik loop langs de huizen naar het zwembad
(Denk eraan: het huis wordt de huizen).
Er verandert meer in de zin dan alleen het zelfstandig naamwoord. Het lidwoord (de- het- een) verandert ook vaak mee.
Ook kan het werkwoord veranderen:
De man pakt de pen - De mannen pakken de pen.