1TOP (alleen vwo) Theorie + opdrachten VW
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welk woord voegt onderstaande zinnen aan elkaar?
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.
Slide 2 - Open vraag
Welk woord heeft in onderstaande zin twee woorden aan elkaar gevoegd?
Tim en Remco zijn beste vrienden.
Tim en Remco zijn beste vrienden.
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
Rob wil later bij de landmacht of de luchtmacht werken.
Rob wil later bij de landmacht of de luchtmacht werken.
Slide 5 - Open vraag
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
Romy leest haar e-mail, terwijl ze een broodje eet.
Romy leest haar e-mail, terwijl ze een broodje eet.
Slide 6 - Open vraag
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
Zodra hij water ziet, springt onze hond erin.
Zodra hij water ziet, springt onze hond erin.
Slide 7 - Open vraag
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
De minister liep snel langs de journalisten, want hij wilde geen vragen beantwoorden.
De minister liep snel langs de journalisten, want hij wilde geen vragen beantwoorden.
Slide 8 - Open vraag
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
Wat wil je op je brood? Kaas of ham?
Wat wil je op je brood? Kaas of ham?
Slide 9 - Open vraag
Noem het voegwoord in onderstaande zin.
Jan en Stan kwamen te laat, omdat ze onderweg gevallen waren.
Jan en Stan kwamen te laat, omdat ze onderweg gevallen waren.
Slide 10 - Open vraag
Wat verbindt het voegwoord 'en' in onderstaande zin?
Hij heeft altijd goed geluisterd en zijn moeder is heel trots op hem.
Hij heeft altijd goed geluisterd en zijn moeder is heel trots op hem.
A
zinnen
B
zinsdelen
Slide 11 - Quizvraag
Wat verbindt het voegwoord 'en' in onderstaande zin?
Hij heeft het liefst een koud ijsje en een warm kopje thee.
Hij heeft het liefst een koud ijsje en een warm kopje thee.
A
zinnen
B
zinsdelen
