Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 10.5 Titraties
Les 10.4 Zuur-basereacties
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Scheikunde
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
34 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 10.4 Zuur-basereacties
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Nakijken: 1, 2, 4, 6 t/m 14 (vanaf blz 45)
Les 10.5
Maken opgaven
Nakijken opgaven
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken: 1, 2, 4, 6 t/m 14
(vanaf blz 45)
Slide 3 - Tekstslide
1
a) afstaat, opneemt
b) Neutralisatie
c) bijvoorbeeld: ontkalken van waterkoker en ontzuren van zure bodem
Slide 4 - Tekstslide
2
C
Slide 5 - Tekstslide
4
a) H
+
en Cl
-
b) Na
+
en OH
-
c) H
+
en OH
-
d) H
+
(aq) + OH
-
(aq) --> H
2
O (l)
Slide 6 - Tekstslide
6
a) CaO
b) H
+
c) H
+
en CaO
d) 2H
+
(aq) + CaO (aq) --> H
2
O (l) + Ca
2+
(aq)
Slide 7 - Tekstslide
7
a) verdund zwavelzuur: 2H
+
(aq) + SO
4
2-
(aq)
kaliumhydroxide-oplossing: K
+
(aq) + OH
-
(aq)
b) zuurdeeltje: H
+
,
basedeeltje: OH
-
c) H
+
(aq) + OH- (aq) --> H
2
O (l)
d) Sulfaat-ion en kalium-ion
e) Uit de oplosbaarheidstabel volgt dat de kalium-ionen en sulfaat-ionen goed oplosbaar zijn. Er ontstaat dus geen neerslag
Slide 8 - Tekstslide
8
a) Door te ontkalken; dit is een toepassing van een zuur-basereactie.c) zuurdeeltje: H
+
,
basedeeltje: OH
-
b) CaCO
3
c) H
+
(aq) en Ac
-
(aq)
d) acetaat-ion
e) H
+
, calciumcarbonaat
f) 2H
+
(aq) + CaCO
3
(s) --> H
2
O (l) + CO
2
(g) + Ca
2+
(aq)
Slide 9 - Tekstslide
9
a) C
b) oplossing van natriumhydroxide in water
c) H
+
(aq) + Cl
-
(aq)
d) H
2
O
Slide 10 - Tekstslide
10
a) H
+
(aq) + Cl
-
(aq)
b) Mg(OH)
2
c) 2H
+
(aq) + Mg(OH)
2
(s) --> 2H
2
O (l) + Mg
2+
(aq)
Slide 11 - Tekstslide
11
a) calciumcarbonaat
b) D
c) water
d) C
e) Krijt is een base en die reageert met het zuurdeeltje. De concentratie van H
+
neemt af, dus de pH zal stijgen.
Slide 12 - Tekstslide
12
a) rood
b) Fe
2
O
3
(s) + 6 H
+
(aq) --> 3 H
2
O(l) + 2 Fe
3+
(aq)
Slide 13 - Tekstslide
13
a) Universeel indicatorpapier
b) C
4
H
6
O
6
(s) --> 2 H
+
(aq) + C
4
H
4
O
6
2−
(aq)
c) 2 H
+
(aq) + CaCO
3
(s) --> Ca
2+
(aq) + H
2
O(l) + CO
2
(g)
d) Meet met universeel indicatorpapier de pH. Deze moet gestegen zijn.
Slide 14 - Tekstslide
14
a) Een milieu-inspecteur werkt onder andere aan bodem- en grondwateronderzoek en de controle van milieuregels.
b) een 2 voor O
2
c) A
d) C
e) In reactie 2 wordt salpeterzuur omgezet in stikstofgas. De hoeveelheid zuur neemt dan af.
f) D
Slide 15 - Tekstslide
Les 10.5 Titraties
Je kunt uitleggen hoe je een titratie moet uitvoeren.
Je kunt met een titratie de concentratie van een zure of een basische oplossing berekenen
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Zuur-base reactie
Zuur-basereactie
: reactie tussen een zuur en een base
zuur + base --> reactieproducten
Ontkalken
>>
Neutraliseren
: Precies genoeg base aan een zuur toevoegen, dat de oplossing neutraal wordt (=zuur-base reactie)
Slide 18 - Tekstslide
Gehalte bepalen
Titreren
is een manier om te bepalen hoeveel er van een bepaalde stof (zuur of base) aanwezig is. Je maakt gebruik van zuur-base reacties.
Je gebruikt hierbij een indicator. Meestal broomthymolblauw of fenolftaleïne.
Slide 19 - Tekstslide
Titratie
< Buret
Slide 20 - Tekstslide
Titratie
Titratie:
een methode om de concentratie van een stof in een oplossing te bepalen. Doormiddel van
neutralisatie
Wat is de pH van een neutrale oplossing?
pH 7
Hoe kun je zien dat een oplossing geneutraliseerd is?
Indicator gebruiken; bijvoorbeeld fenolftaleïne
Kleuromslag = neutraal, dat is de
eindpunt
van de titratie
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Stappen voor rekenen aan titratie (concentratie berekenen)
Tekeningetje maken
Gegeven/gevraagd tabel maken
Eerst gegeven invullen (gegeven is iets wat je voor de proef al weet)
Daarna gevraagd invullen: je vult in hoeveel je met de buret heb toegevoegd, andere is vraagteken
Reken het vraagteken uit, door de verhoudingstabel verder in te vullen.
Schrijf de som op.
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeld 1
In de warenwet staat dat keukenazijn minimaal 4g azijnzuur per 100 mL moet bevatten.
Er wordt 25 mL keukenazijn afgemeten en in een erlenmeyer gedaan.
Er worden hieraan twee druppels fenolftaleïne toegevoegd.
Na toevoeging van 19,4 mL natronloog, slaat de kleur om van kleurloos naar roze.
Gegeven: 1 mL natronloog komt overeen met 55 mg azijnzuur.
Vraag: voldoet deze keukenazijn aan de eis van de warenwet?
Slide 24 - Tekstslide
In de warenwet staat dat keukenazijn minimaal 4g azijnzuur per 100 mL moet bevatten.
Er wordt 25 mL keukenazijn afgemeten en in een erlenmeyer gedaan.
Er worden hieraan twee druppels fenolftaleïne toegevoegd.
Na toevoeging van 19,4 mL natronloog, slaat de kleur om van kleurloos naar roze.
Gegeven: 1 mL natronloog komt overeen met 55 mg azijnzuur.
Vraag: voldoet deze keukenazijn aan de eis van de warenwet?
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeld 2
Er wordt 10 mL verdunde huishoudammonia afgemeten en in een erlenmeyer gedaan.
Er worden hieraan twee druppels indicator toegevoegd.
Na toevoeging van 9,6 mL zoutzuur, slaat de kleur om.
Gegeven: 1 mL zoutzuur komt overeen met 24 mg ammoniak.
Vraag: wat is de concentratie ammoniak (in gram per liter) van deze verdunde huishoudammonia?
Slide 26 - Tekstslide
Er wordt 10 mL verdunde huishoudammonia afgemeten en in een erlenmeyer gedaan.
Er worden hieraan twee druppels indicator toegevoegd.
Na toevoeging van 9,6 mL zoutzuur, slaat de kleur om.
Gegeven: 1 mL zoutzuur komt overeen met 24 mg ammoniak.
Vraag: wat is de concentratie ammoniak (in gram per liter) van deze verdunde huishoudammonia?
Slide 27 - Tekstslide
Maken: 3 t/m 8 (blz 60)
Slide 28 - Tekstslide
3
a) H
+
(aq) + OH
-
(aq) --> H
2
O (l)
b) De kleur verandert van blauw naar geel.
c) 17,8 × 52 = 925,6 mg natriumhydroxide in 25 mL natronloog
40 × 925,6 = 37 024 mg/L = 37 g/L
Slide 29 - Tekstslide
4
a) De kleur verandert van kleurloos naar paarsrood.
b) H
+
(aq) + OH
-
(aq) --> H
2
O (l)
c) 10,4 mL × 0,588 = 6,12 mg
In 10 mL zit dus 6,12 mg citroenzuur.
Slide 30 - Tekstslide
5
A
Slide 31 - Tekstslide
6
a) glaswerk I = buret, glaswerk II = erlenmeyer
b) Na
+
(aq) + OH
−
(aq)
c) B
d) Het aantal milligram werkzame stof is: 15,4 × 0,135 = 2,079 g in de erlenmeyer van 25,0 mL
2,079 × 200 = 16,6 g werkzame stof zat in de onderzochte ontkalkingstablet
Slide 32 - Tekstslide
7
a) C
b) B
c) 11,3 × 6,3 = 71,19 mg salpeterzuur in 10,0 mL
De concentratie is dan: 71,19 mg: 10 mL = 7,1 mg/mL
Slide 33 - Tekstslide
8
a) D
b) B
c) 2,9 × 6,0 mg/mL = 17,4 mg azijnzuur in 10 mL
5 × 17,4 = 87 mg
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Les 6: Titraties
14 dagen geleden
- Les met
25 slides
Scheikunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
hst 6 paragraaf 6 "Titraties"
Maart 2022
- Les met
50 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 4
6.6 Titraties
November 2022
- Les met
40 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 4
8.3 Kwantitatief onderzoek
Juli 2021
- Les met
25 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 3 Zuur en base reactie
2 dagen geleden
- Les met
42 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Les 3 Zuur en base reactie
Maart 2020
- Les met
42 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H12.7 zuren-basen
Maart 2023
- Les met
43 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
SE2_Oefenen met rekenen na titreren
December 2022
- Les met
35 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 5