H3 Spelling meervoudsvormen

Leerdoelen Spelling:


-Het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed spellen. 


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen Spelling:


-Het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed spellen. 


Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meervoud van idee?
A
ideeën
B
ideën

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bacterie?
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 3 - Quizvraag

Welke regel kun je bij deze meervoudsvormen gebruiken?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van havik?
A
haviken
B
havikken

Slide 5 - Quizvraag

Welke woord is juist gespeld?
A
baby's
B
babies

Slide 6 - Quizvraag

Welke woord is juist gespeld?
A
bureaus
B
bureau's

Slide 7 - Quizvraag

Welke woord is juist gespeld?
A
jockey's
B
jockeys

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van poging?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van wang?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van video?

Slide 11 - Open vraag

Trema
Het trema (of deelteken) gebruik je als twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank zou kunnen uitspreken. Om dat te voorkomen, zet je een trema boven de klinker waarmee de nieuwe lettergreep begint.

VOORBEELD:
naïef, reünie, pinguïn

Slide 12 - Tekstslide

Trema

Gebruik een trema als je een klank in een woord verkeerd zou kunnen uitspreken.
geëist, beïnvloed

Gebruik een trema in samengestelde telwoorden.
tweeënhalf, drieëndertig

Gebruik géén trema, maar een koppelteken in andere samenstellingen.
gala-avond, auto-ongeluk

Gebruik géén trema als je het woord niet verkeerd kunt uitspreken.
commercieel, geobsedeerd
5.
Sommige leenwoorden krijgen géén trema.
opticien, museum

















Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag! Blok 2, Spelling
Check in duo’s

  • Maak zelfstandig opdracht 2 (nog niet op nakijken klikken)
  • Vergelijk jouw antwoord met die van je buurman/vrouw. Probeer er samen uit te komen als jullie antwoorden verschillend zijn. Gebruik hierbij de theorie. Klik nu pas op nakijken.
Maak opdracht 3 t/m 5 op dezelfde wijze.


Slide 14 - Tekstslide