Het ademhalingsstelsel is bij een menselijk lichaam het orgaanstelsel dat dient voor de gaswisseling: het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide.
Dit systeem helpt je lichaam zuurstof uit de lucht op te nemen, zodat je organen kunnen werken. Het verwijdert ook afvalgassen, zoals koolstofdioxide,
uit je bloed
Slide 2 - Tekstslide
Fysiologische
ademhaling
Zuurstof uit longlucht opgenomen in het bloed
Zuurstof in de cellen opgenomen om energie vrij te maken -> CO2
Koolstofdioxide uit het bloed aan de longlucht afgegeven
bij punt 1 en 3 is er uitwisseling van gassen tussen bloed en lucht in de longen= uitwendige ademhaling
bij punt 2 is er uitwisseling van gassen tussen cellen en extracellulaire vloeistof, nodig voor intracellulaire oxydatieprocessen= inwendige ademhaling
Slide 3 - Tekstslide
Ventilatie
Luchtstroom van buiten het lichaam naar de longblaasjes en vv
Uitwendige Ademhaling
Uitwisseling van O2 en CO2 tussen de alveoli en bloedbaan
Inwendige Ademhaling
Uitwisseling van O2 en CO2 op celniveau=celademhaling
Slide 4 - Tekstslide
Anatomie
Nasopharenx
Oropharenx
Pharenx
Larynx
Trachea
Bronchiën
Bronchioli
Alveloi
Slide 5 - Tekstslide
Oropharenx
mondholte
minder weerstand dan bij neusademhaling
minder goede filtering
koude lucht meteen in longen
Slide 6 - Tekstslide
Nasopharenx
neusholte
neustussenschot
bekleed met slijmvlies; bacteriedodende werking
langere weg ->verwarmd
filteren
reukzintuig -> schadelijke stoffen
Adenoïden
Slide 7 - Tekstslide
Pharenx
keelholte
tonsillen
buis van Eustachius
luchtdruk
Slide 8 - Tekstslide
De buis van Eustachius is de verbinding tussen het middenoor en de keelholte. De buis zorgt ervoor
dat lucht wordt doorgelaten naar het middenoor. Daardoor blijft de luchtdruk aan beide kanten
van het trommelvlies gelijk. Is de buis van Eustachius verstopt, dan kan de luchtdruk uit evenwicht
raken. De druk is niet meer gelijk aan beide kanten van het trommelvlies en dan kan oorpijn
ontstaan.
De buis van Eustachius is 3 à 4 centimeter lang en heel nauw. De wanden ervan zijn bekleed
met slijmvlies, net als de binnenkant van de neus. De buizen van Eustachius komen achter in de
neuskeelholte uit.
Slide 9 - Tekstslide
Larynx
Strottenhoofd
epiglottis
stembanden
voorzijde zichtbaar als adamsappel
Slide 10 - Tekstslide
Trachea
Luchtpijp
11 cm
ventraal t.o.v. slokdarm
hoefijzervormig kraakbeen
glad spierweefsel
trilhaarepitheel - slijmvlies
zeer gevoelig -> stoffen terug naar keelholte getransporteerd
Slide 11 - Tekstslide
Bronchiën en Bronchioli
luchtpijp t.h.v. TH4/TH5 splitsing
Bronchiën splitsen naar longkwabben
kleinste vertakkingen = bronchioli
ventilatie
Bronchiën splitsen zich links naar 2 longkwabben en rechts 3 naar longkwabben-> weer vertakkingen = Bronchioli
Bronchioli geen kraakbeenstukken meer
stevig elastisch bindweefsel met gladde spieren
binnenzijde slijmvlies-trilhaar
Slide 12 - Tekstslide
De longen
2 elastische zakken
-/+ 400 miljoen alveoli
alveoli vindt gaswisseling plaats
groot netwerk capillairen om alveoli
mediastinum
pleurbladen
Pleurabalden
Pleura visceralis --> vergroeid met de longen
Pleura parietalis --> Vergroeid met borstwand en diafragma
Hier tussen bevindt zich vocht waardoor er een cohesie kracht ontstaat -> denk aan glasplaat met vocht ertussen
Het mediastinum is het gebied in de borstkas tussen de longen dat het hart bevat, een deel van de luchtpijp, de slokdarm en de grote bloedvaten
Lobus superior
Lobus medius
Lobus inferior
Long top
Long Basis
Slide 13 - Tekstslide
Gaswisseling
concentratie verschil
diffusie
vindt plaats in alveoli
hemoglobine
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Samenstelling lucht
Ingeademde lucht
80% Stiktof (N)
20% Zuurstof (O2)
0.03% kooldioxide (CO2)
Uitgeademde lucht
80% stikstof (N)
16 % Zuurstof (O2)
4% Koolstofdioxide (CO2)
Slide 16 - Tekstslide
Ademhalingsmechanisme
onbewuste inademing -> prikkel verlengde merg -> verandering CO2 gehalte
volumevergroting in borstholte -> negatieve druk t.o.v. buitenlucht
hulpademhalingsspieren
Slide 17 - Tekstslide
Grote inspanning -> hulpinademhalingsspieren:
mm. Scaleni
m. Sternocleidomastoideus
m. Pectoralis Major
m. Serratus anterior
Uitademing rust:
door zwaartekracht
elasticiteit longweefsel
relaxatie diafragma
terugveren ribkraakbeen
elasticiteit buikspieren
Uitademing bij inspanning kan bevorderd worden(hulpexpiratiespieren):
mm. intercostali interni
m. abdomini
m. latissimus dorsi
m. quadratus lumborum
Slide 18 - Tekstslide
Dode ruimte
Anatomische dode ruimte
Alveolaire dode ruimte
Fysiologische dode ruimte
in de longen waar geen gaswisseling plaats vind, dus de ingeademde lucht die niet aan de diffusieprocessen deelneemt tussen bloed en de longlucht= Dode ruimte
Start bij naso- of oropharenx
eindigt net voor alveoli = 150 ml lucht
hoeveelheid lucht in de gaswisselingsgebieden die op bepaalde momenten niet kan deelnemen aan de gaswisseling(afhankelijk van inspanning)
Anatomische dode ruimte + Alveolaire dode ruimte
max inspanning -> vervalt alveolaire dode ruimte
Fysiologische ruimte wordt kleiner -> gelijk aan anatomische dode ruimte
Slide 19 - Tekstslide
Longvolumina
Ademvolume (AV) teugvolume
Inspiratoir reserve volume (IRV)
Expiratoir reserve volume (ERV)
Vitale Capiciteit (VC) VC= AV + IRV + ERV
hoeveelheid lucht die de longen in en uitgaat. rust: 500ml
hoeveelheid lucht die na een normale inademing, nog extra ingeademd kan worden. +/- 2-4 liter
hoeveelheid lucht die na een normale uitademing, nog extra uitgeademd kan worden. +/- 1,5 liter
hoeveelheid lucht die we maximaal kunnen uitademen na een maximale inademing +/- 4-6 liter
Slide 20 - Tekstslide
Longvolumina
Residu
Totale Longcapiciteit = VC + Residu
Ademminuutvolume (AMV)
AMV = AF (ademfrequentie) X AV (ademvolume)
in rust AF = 12-14 inademingen AV = +/- 500ml -> +/- 6 - 7 liter
hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing, nog in de longen achterblijft +/- 1,2 liter
hoeveelheid lucht die we per minuut inademen
Tijdens lichamelijke inspanning neemt het ademminuutvolume evenredig toe met de intensiteit van de activiteit.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Alveolaire Ventilatie
daadwerkelijke luchtverversing in de alveoli
Anatomisch dode ruimte gevuld met 150ml
Elke ademtuig moet de anatomische dode ruimte over bruggen
Hoe hoger de ademfrequentie (Af) hoe lager de Alveoliare ventilatie
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Regulatie van de ventilatie
1e ademprikkel: Centrale Chemosensoren in het verlengde merg reageren op CO2 gehalte
2e ademprikkel: Perifere Chemosensoren in de aortaboog en halsslagaders en reageren op O2 gehalte