De begrippen (dikgedrukte woorden) zijn erg belangrijk! Deze kan je oefenen door flitskaarten te maken.
1. Tel hoeveel kaartjes je nodig hebt en knip deze uit.
2. Aan de ene kant schrijf je het begrip, aan de andere kant wat het betekent.
3. Maak een stapeltje met de begrippen naar boven. Kijk of je de goede omschrijving van het begrip kan geven. Als je het goede antwoord weet, leg je het kaartje aan de kant. Als je het niet weet leg je kaartje onderaan de stapel. Ga door totdat je geen kaartjes meer op de stapel hebt liggen.