2aa - lezen h4 les 1

Nederlands - 2AA
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands - 2AA

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Pak allemaal je leesboek erbij. De eerste 10 minuten gaan we zelfstandig lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Je leert over feiten, meningen en argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
- Clara is een personage in het klassieke ballet de Notenkraker.
- De notenkraker speelt zich af in de zomer.

Slide 4 - Tekstslide


- Clara is een personage in het klassieke ballet de Notenkraker.
- De notenkraker speelt zich af in de zomer.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit, want het ballet speelt zich af rond de kerst. Je kunt beide feiten controleren  door informatie over dit ballet op te zoeken.

Slide 5 - Tekstslide

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met de mening van de schrijver van een tekst kun je het als lezer eens of oneens zijn. Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als:
Ik vind
Volgens mij 
Lijkt mij
Naar mijn mening
Mijns inziens

Slide 6 - Tekstslide

Als een schrijver zegt waarom hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij één of meer argumenten. Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, en immers:

- Van Schayk en Eagling maakten de versie Notenkraker en Muizenkoning, die veel herkenbaarder is voor Nederlanders (standpunt). Het verhaal speelt zich namelijk niet meer af op een kerstavond (argument 1) en niet in een Duits stadje, maar in een grachtenpand in Amsterdam (argument 2).

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Pak je schrift erbij. Bij de volgende slide zie je 6 zinnen. Nummer 1 t/m 6 in je schrift en geef aan of de zin een feit (F) of een mening (M) is. Als de zin een mening is, noteer dan ook het signaalwoord. Over 5-10 minuten gaan we de opdracht bespreken.

Slide 8 - Tekstslide

1: Veel dunne mensen hebben mijn inziens een eetprobleem.
2: In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
3: Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
4: Frits had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
5: Amsterdam is de hoofdstad van Nederlands.
6: Den Haag moet volgens Ali de hoofdstad van Nederland worden.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Het huiswerk voor maandag is opdracht 2 en 3 op bladzijde 103. 

Slide 10 - Tekstslide