Als een schrijver zegt
waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer
argumenten. Een argument herken je aan signaalwoorden als
want, omdat, namelijk en immers:
– Van Schayk en Eagling maakten de versie Notenkraker en Muizenkoning,
die veel herkenbaarder is voor Nederlanders (standpunt).
- Het verhaal speelt zich namelijk niet meer af op kerstavond, maar op
sinterklaasavond (argument 1) en
- niet in een Duits stadje, maar in een grachtenpand in Amsterdam
(argument 2).