In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
2 vwo H4 Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt onderscheid maken tussen standpunten en argumenten.
Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Feit of mening? 'Een mondkapje is verplicht op alle overdekte openbare plekken.'
A
Feit
B
Mening
Slide 3 - Quizvraag
Feit of mening? 'Yes, weer naar school'
A
Feit
B
Mening
Slide 4 - Quizvraag
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Voorbeeld:
Clara is een personage in het klassieke ballet De Notenkraker.
De Notenkraker speelt zich af in de zomer.
De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit, want het ballet speelt zich af rond de kerst. Je kunt beide feiten controleren door informatie over dit ballet op te zoeken.
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.
Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns insziens.
Slide 5 - Tekstslide
Feit of mening? Maandag 17 mei beginnen de eindexamens.
A
feit
B
mening
Slide 6 - Quizvraag
Feit of mening? Het EK voetbal wordt dit jaar in vier landen gespeeld.
A
feit
B
mening
Slide 7 - Quizvraag
Feit of mening? Viroloog pleit voor meer versoepelingen: 'Open ook de musea en pretparken'
A
Feit
B
Mening
Slide 8 - Quizvraag
Formuleer een feit over het opengaan van de zwembaden.
Slide 9 - Open vraag
Formuleer een mening over het opengaan van de zwembaden.
Slide 10 - Open vraag
argument
Met een argument ondersteun je je mening. Signaalwoorden waaraan je argumenten kunt herkennen, zijn: omdat, want, namelijk en immers.
Voorbeeld:
Van Schayk en Eagling maakten de versie Notenkraker en Muizenkoning, die veel herkenbaarder is voor Nederlanders (standpunt). Het verhaal speelt zich namelijk niet meer af op kerstavond, maar op sinterklaasavond (argument 1) en niet in een Duits stadje, maar in een grachtenpand in Amsterdam (argument 2).
Slide 11 - Tekstslide
Formuleer een argument bij je mening over het opengaan van de zwembaden.
Slide 12 - Open vraag
Ik denk dat ik nu wel kan herkennen wanneer er sprake is van een feit of een mening.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Opdrachten
Boek: maak opdracht 1, 2 (p. 102-103).
Online: ga naar hoofdstuk 4 en kies voor paragraaf Lezen: feiten, meningen en argumenten. Maak opdracht 1, 2