4M aan elkaar of los

SE spelling:
  • werkwoordspelling
  • tussenletters
  • trema
  • apostrof
  • meervoud zelfstandige naamwoorden
  • koppelteken
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SE spelling:
  • werkwoordspelling
  • tussenletters
  • trema
  • apostrof
  • meervoud zelfstandige naamwoorden
  • koppelteken

Slide 1 - Tekstslide

vandaag:
  • Aan elkaar of los?

Slide 2 - Tekstslide

gratis nijntjekussen                        gratis nijntje kussen

Slide 3 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Woorden die samen een begrip vormen, schrijf je aan elkaar.

Slide 4 - Tekstslide

  • Werkwoorden die beginnen met woordejs als:
  • - op (opruimen)
  • - over (overdoen)
  • - na (nadenken)
  • - uit (uitspoelen)

  • Samengestelde zelfstandige naamwoorden:
  • Kassabon
  • Schoonmaakdoekje
  • Schoolbord

Slide 5 - Tekstslide

  • Samengesteld aardrijkskundige namen:
  • Noord-Holland
  • Zuid-Afrika
  • West-Brabant

  • Getallen tot en met duizend:
  • zesenzeventig
  • vijfhonderd
  • achthonderdtien

Slide 6 - Tekstslide

  • Voorzetsels met woorden als:
  • er- (ervoor)
  • daar- (daarmee)
  • hier- (hierom)
  • waar- (waarheen)

  • Twee voorzetsels achter elkaar:
  • achteruit
  • bovenop
  • tussendoor

Slide 7 - Tekstslide

Nu klassikaal: 2 +3
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Nu in tweetallen:
opdracht 4 + 5
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
1 achttien, Zuid-Amerika
2 drieduizend
3 tienduizend achthonderd, Noord-Brabantse
4 Goeree-Overflakkee, Nieuw-Zeelander


Opdracht 5
1 eraf
2 erin

3 bovenop
4 onderdoor

Slide 10 - Tekstslide

nu alleen:
opdracht 7+8 
Hw: 11 + 12
timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 7
1 A bijenhoning
B bijen honing
2 A nieuw bouwplan
B nieuwbouwplan
3 A klein kind
B kleinkind
4 inschrijven
5 in schrijven


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 8
1 niveau-indeling
2 niveauverschil
3 chocolade-eitjes
4 cosmetica-industrie
5 karate-examen

6 karatetrap
7 opera-uitvoering
8 stageactiviteit
9 stage-instelling
10 informatie-uitwisseling 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is goed gespeld?
A
s' morgens
B
's morgens

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
zuid-Afrika
B
Zuid-Afrika
C
zuidafrika
D
Zuid Afrika

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
de eerste wereldoorlog
B
de Eerste wereld oorlog
C
de Eerste Wereldoorlog
D
de eerstewereldoorlog

Slide 16 - Quizvraag

Welk meervoud is goed ?
A
melodies
B
melodieën
C
melodiëen

Slide 17 - Quizvraag

Welk meervoud is goed ?
A
groenten
B
groentes

Slide 18 - Quizvraag

Welk meervoud is goed ?
A
medicussen
B
medicies
C
medici
D
dokters

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
kippehok
B
kippenhok

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
reuzenrad
B
reuzerad

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
zonneschijn
B
zonnenschijn

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
chocola'tje
B
chocolatje
C
chocolaatje

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
rijstenbloem
B
rijstebloem

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
schipje
B
scheepje

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
zonnekoninginnedag
B
zonnenkoninginnendag

Slide 26 - Quizvraag

koppelteken en trema

Slide 27 - Tekstslide

Het koppelteken.

Slide 28 - Tekstslide

De meeste samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar:

  • kassameisje
  • wijkagent
  • zomervakantie
  • schoonmaakdoekje

Slide 29 - Tekstslide

Je mag altijd een koppelteken schrijven om de leesbaarheid te bevorderen:

  • carnavalshit
  • carnavals-hit

  • antiaanbaklaag
  • anti-aanbaklaag

  • identiteitschip
  • identiteits-chip

Slide 30 - Tekstslide

Daarnaast bij onder andere aardrijkskundige namen.

Slide 31 - Tekstslide

Het trema
  • Je gebruikt een trema (puntjes) als je het woord verkeerd kan lezen.
  • Bij de volgende combinaties van klinkers:
  • aa, ae, ai, au, ee, ei, eu, oe, oi, oo, ou, ui en uu.

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeelden trema:
  • Azië
  • patiënt
  • geëerd
  • knieën
  • zeeën

Slide 33 - Tekstslide

trema of koppelteken?

  1. skien
  2. Noord Afrika
  3. West Australie
  4. kopieren
  5. lenteui
  6. autoongeluk
  7. Israel
  8. Belgie

Slide 34 - Tekstslide