Nederlands Judith 02

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Persoonsvorm

Jahnoah bakt een heerlijke cake.

Persoonsvorm:

Persoonsvorm

Jahnoah bakt een heerlijke cake.

Persoonsvorm:

Bakt

Bakt Jahnoah een heerlijke cake?

Jahnoah bakte een heerlijke cake.

Onderwerp

De goed uitgeruste Almira heeft zin in de maandag.

Onderwerp:

Onderwerp

De goed uitgeruste Almira heeft zin in de maandag.

Onderwerp:

De goed uitgeruste Almira

Wie heeft zin in de maandag?

Voltooid deelwoord

Door te scoren heeft Sinan de kans op winst vergroot.

Voltooid deelwoord:

Voltooid deelwoord

Door te scoren heeft Sinan de kans op winst vergroot.

Voltooid deelwoord:

Vergroot

Iets is gebeurd. 

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Werkwoordelijk gezegde

Ömer heeft hard gewerkt bij techniek.

Werkwoordelijk gezegde:

Werkwoordelijk gezegde

Ömer heeft hard gewerkt bij techniek.

Werkwoordelijk gezegde:

Heeft gewerkt

Alle werkwoorden in de zin.

Persoonsvorm

Emirhan fietst naar school.

Persoonsvorm:

Persoonsvorm

Emirhan fietst naar school.

Persoonsvorm:

Fietst

Fietst Emirhan naar school?

Emirhan fietste naar school.

Onderwerp

Rustige Rayan maakt iedereen blij.

Onderwerp:

Onderwerp

Rustige Rayan maakt iedereen blij.

Onderwerp:

Rustige Rayan

Wie maakt iedereen blij?

Voltooid deelwoord

Soumaya is met de bus naar school gekomen.

Voltooid deelwoord:

Voltooid deelwoord

Soumaya is met de bus naar school gekomen.

Voltooid deelwoord:

Gekomen

Iets is gebeurd. 

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Werkwoordelijk gezegde

Zou Gerremaino nu wel kunnen winnen met armpje drukken?

Werkwoordelijk gezegde:

Werkwoordelijk gezegde

Zou Gerremaino nu wel kunnen winnen met armpje drukken?

Werkwoordelijk gezegde:

Zou kunnen winnen

Alle werkwoorden in een zin.

Persoonsvorm

Pier is na 5 jaar van zijn beugel af. 

Persoonsvorm:

Persoonsvorm

Pier is na 5 jaar van zijn beugel af. 

Persoonsvorm:

Is

Is Pier na 5 jaar van zijn beugel af?

Pier was na 5 jaar van zijn beugel af.

Onderwerp

Het rekenwonder Nazida heeft maar tien vragen voor het toets gemaakt.

Onderwerp:

Onderwerp

Het rekenwonder Nazida heeft maar tien vragen voor het toets gemaakt.

Onderwerp:

Het rekenwonder Nazida

Wie heeft maar tien vragen voor het toets gemaakt?

Voltooid deelwoord

Devonté heeft zich op tijd gerealiseerd dat hij door moet werken.

Voltooid deelwoord:

Voltooid deelwoord

Devonté heeft zich op tijd gerealiseerd dat hij door moet werken.

Voltooid deelwoord:

Gerealiseerd

Iets is gebeurd. 

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Werkwoordelijk gezegde

Mehren zou best vandaag best wel eens op tijd kunnen komen.

Werkwoordelijk gezegde:

Werkwoordelijk gezegde

Mehren zou best vandaag best wel eens op tijd kunnen komen.

Werkwoordelijk gezegde:

Zou kunnen komen

Alle werkwoorden in een zin.

Persoonsvorm

Ariana speelde Pier door de benen met voetbal.

Persoonsvorm:

Persoonsvorm

Ariana speelde Pier door de benen met voetbal.

Persoonsvorm:

speelde

Speelde Ariana Pier door de benen met voetbal?

Ariana speelt Pier door de benen met voetbal.

Onderwerp

De verstandige Damiënto weet wat GOAT betekend.

Onderwerp:

Onderwerp

De verstandige Damiënto weet wat GOAT betekend.

Onderwerp:

De verstandige Damiënto

Wie weet  weet wat GOAT betekend?

Voltooid deelwoord

Het is Sherien gelukt de geheime code te kraken.

Voltooid deelwoord:

Voltooid deelwoord

Het is Sherien gelukt de geheime code te kraken.

Voltooid deelwoord:

Gelukt

Iets is gebeurd. 

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver