6.2 Weerstand

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H6. Schakelingen

6.2 weerstand

Benodigdheden

- Boek en schrift

- Pen, potlood

- iPad

Lessonup

- JA

huiswerk

-opgave 12, 13, 15 t/m 19

lesdoelen

• Wat is weerstand? 
• Wat is de wet van Ohm en hoe berekenen we dit?

Herhaling 6.1 lading & spanning

stroomkring

• Hoe stroomt de stroom in een stroomkring?
  
• Hoe stromen elektronen in een Stroomkring?
  

Weerstand

• Weerstand is de mate van tegenwerking die stroom ondervindt in een stroomkring.

• voorbeeld: Schoolgangen

schoolgang;

kraan; 

0

Weerstand

R=​I​​U​​

Grootheid	symbool	meetwaarde	symbool
spanning	U	Volt	V
stroomsterkte	I	Ampere	A
Weerstand	R	Ohm

Ω

Lamp 1.4 A, aangesloten op het lichtnet. Wat is de weerstand?

Wet van Ohm

• Is het verband tussen spanning en stroom recht evenredig, dan voldoet de weerstand aan de wet van Ohm
  
• Weerstand blijft constant

Wet van Ohm

• Wanneer de stroomsterkte 2x zo groot wordt, wordt de spanning ook 2x zo groot.

• Constantaandraad (Cu, Ni, Mn) : De weerstand blijft constant, ook wanneer de temperatuur stijgt.

Niet-ohmse weerstand

• Spanning en stroom zijn NIET recht evenredig.
• Bij een hoge temperatuur, wordt de weerstand groter.
• Gloeilamp

Ω

Weerstand (R)

stroomsterkte (I)

spanning (V)

Ampere (A)

Volt (V)

Ohm

Hoe berekenen we de stroomsterkte?

1. I=​U​​R​​
2. I=​R​​U​​
3. I=R⋅U
4. I=​I​​U​​

Bereken de weerstand van een lamp die aangesloten is op het lichtnet, door de lamp loopt een stroom van 48 mA

1. 4781,67 V
2. 4781,67 Ohm
3. 4,79 Ohm
4. 0,0048 Ohm

Welke bewering is waar?

1. De wet van Ohm geldt alleen als de temperatuur constant is.
2. De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische stroomsterkte constant is.
3. De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische spanning constant is.
4. De wet van Ohm geldt alleen als de spanningsbron regelbaar is.

Opgave 17

• +-10 minuten
  
• samenwerken met je buurvrouw/buurman
• Gebruik de wet van ohm:

R=​I​​U​​

Lesdoelen

• Wat is weerstand? 
• Wat is de wet van Ohm en hoe berekenen we dit?
• wanneer spreken we van een niet ohmse weerstand?

Huiswerk: 12,13, 15 t/m 19