5.2 Weerstand

H5. Schakelingen
5.2 weerstand
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5. Schakelingen
5.2 weerstand

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen
  • Wat is weerstand? 
  • Wat is de wet van Ohm en hoe berekenen we dit?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 5.1 lading & spanning

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stroomkring
  • Hoe stroomt de stroom in een stroomkring?
  • Hoe stromen elektronen in een Stroomkring?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
  • Weerstand is de mate van tegenwerking die stroom ondervindt in een stroomkring.

  • voorbeeld: ingang van een bioscoopzaal

Slide 5 - Tekstslide

schoolgang;


kraan; 

0

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand

R=IU
Grootheid
symbool
meetwaarde
symbool
spanning
U
Volt
V
stroomsterkte 
I
Ampere
A
Weerstand
R
Ohm
Ω
Lamp 1.4 A, aangesloten op het lichtnet. Wat is de weerstand?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Ohm
  • Is het verband tussen spanning en stroom recht evenredig, dan voldoet de weerstand aan de wet van Ohm
  • Weerstand blijft constant

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Ohm
  • Wanneer de stroomsterkte 2x zo groot wordt, wordt de spanning ook 2x zo groot.

  • Constantaandraad (Cu, Ni, Mn) : De weerstand blijft constant, ook wanneer de temperatuur stijgt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-ohmse weerstand
  • Spanning en stroom zijn NIET recht evenredig.
  • Bij een hoge temperatuur, wordt de weerstand groter.
  • Gloeilamp

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ω
Weerstand (R)
stroomsterkte (I)
spanning (V)
Ampere (A)
Volt (V)
Ohm

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe berekenen we de stroomsterkte?
A
I=UR
B
I=RU
C
I=RU
D
I=IU

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de weerstand van een lamp die aangesloten is op het lichtnet, door de lamp loopt een stroom van 48 mA
A
4791,67 V
B
4791,67 Ohm
C
4,79 Ohm
D
0,0048 Ohm

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is waar?

A
De wet van Ohm geldt alleen als de temperatuur constant is.
B
De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische stroomsterkte constant is.
C
De wet van Ohm geldt alleen als de elektrische spanning constant is.
D
De wet van Ohm geldt alleen als de spanningsbron regelbaar is.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 17
  • +-10 minuten
  • samenwerken met je buurvrouw/buurman
  • Gebruik de wet van ohm:
R=IU

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Wat is weerstand? 
  • Wat is de wet van Ohm en hoe berekenen we dit?
  • wanneer spreken we van een niet ohmse weerstand?
Maak de opdrachten van 6.2

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies