Spelling H6: Aan elkaar of los?

                        Welkom H2
                                         

                                                      Ga rustig op je plek zitten en  
                                                     pak je leesboek er alvast bij!

                                                   

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                        Welkom H2
                                         

                                                      Ga rustig op je plek zitten en  
                                                     pak je leesboek er alvast bij!

                                                   

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen (10 minuten);
  • Wat weten jullie al? (5 minuten);
  • Theorie (10 minuten);
  • Zelfstandig werken (25 minuten);
  • Afsluiting (5 minuten).

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn samenstellingen?
A
Minimaal twee woorden aan elkaar
B
Maximaal twee woorden aan elkaar
C
Twee woorden los van elkaar
D
Twee of meer woorden los van elkaar

Slide 4 - Quizvraag

Maak van onderstaande woorden een juiste samenstelling.

koffie + apparaat

Slide 5 - Open vraag

Maak van onderstaande woorden een juiste samenstelling.

stad + schouwburg

Slide 6 - Open vraag

Maak van onderstaande woorden een samenstelling:

beer + gezellig

Slide 7 - Open vraag

Maak van onderstaande woorden een samenstelling:

Hond + hok

Slide 8 - Open vraag

Aan elkaar of los?
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Woorden schrijf je aan elkaar als ze één klemtoon hebben. Bij twee klemtonen schrijf je de woorden los van elkaar.

- Tennis + racket = tennisracket
- Training + broek = trainingsbroek

In het Nederlands schrijven we vrij veel woorden aan elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen van drie woorden of minder:
- bruinebonensoep
- tuinman
- zonnebril

Verschil bruinebonensoep en bruine bonensoep?


Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + een voorzetsel.

Bijvoorbeeld: 
- hierom
- hierdoor
- daardoor
- erachter.


Slide 11 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Getallen met honderd en duizend

- Vijfhonderd
- Zestienduizend


Slide 12 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samengestelde werkwoorden:

- Autorijden
- Goedkeuren
- Pianospelen

LET OP: gitaar spelen en koffie schenken.

Slide 13 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen van een bijvoeglijk naamwoord met een deelwoord

- Dichtbevolkt
- Veeleisend
- Stomverbaasd


Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: aan elkaar of los?
Bedenk zelfstandig woorden die aan elkaar geschreven moeten worden en woorden die los geschreven moeten worden (1 minuut).  


Slide 15 - Tekstslide

Opdracht: aan elkaar of los?
Wissel uit: overleg met je buurman of -vrouw welke woorden je hebt opgeschreven (1 minuut). 


Daarna gaan we het gezamenlijk bespreken.

Slide 16 - Tekstslide

Dictee! Luister goed..
Zin 1:

Slide 17 - Open vraag

Dictee! Luister goed..
Zin 2:

Slide 18 - Open vraag

Dictee! Luister goed..
Zin 3:

Slide 19 - Open vraag

Dictee! Luister goed..
Zin 4:

Slide 20 - Open vraag

Dictee! Luister goed..
Zin 5:

Slide 21 - Open vraag

Groepen
Groep 1:
Namen lln 
Groep 2:
Namen lln 
Groep 3:
Namen lln

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag: huiswerk
H6: Aan elkaar of los?
Groep 1:                                                          
  • Startopdracht                                      
  • Opdracht 1                                             
  • Opdracht 2
  • Opdracht 3
  • Twee steropdrachten
  • Opdracht 7
Groep 2 en 3:
  • Startopdracht
  • Opdracht 1
  • Opdracht 2
  • Beide herhalingsopdrachten
  • Opdracht 3
  • Opdracht 7

Slide 23 - Tekstslide

Los of aan elkaar?

Slide 24 - Woordweb