3H Onbepaald voornaamwoord

Havo 3
13 dec
Haa
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Havo 3
13 dec
Haa

Slide 1 - Tekstslide

Leesboek

Slide 2 - Tekstslide

Hoera...nog één keer (voor de Kerst dan..) GRAMMATICA!!!!!!!!

Slide 3 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord
Bijvoeglijke bijzinnen beginnen vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw). Zo’n betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is, het antecedent. De bekendste betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat:
1. De reis, die (betr.vnw )ik met drie vrienden maakte (bijv.bijzin), was heel avontuurlijk.
2. Heb jij het nieuwe boek dat (betr.vnw) ik jou aanraadde (bijv.bijzin), al gelezen?

Slide 4 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord

3. De docent van wie(betr.vnw) wij wiskunde krijgen (bijv.bijzin), is onlangs afgestudeerd.
4. Er is iets wat (betr.vnw) Dominique dwarszit (bijv.bijzin).

Slide 5 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw:
1. Het enige (...) ik interessant vind is voetbal
2. Het voorbeeld (...) goed gegeven wordt
3. Wie altijd aardig is, krijgt liefde terug
4. Het meisje waarmee/ met wie ik samen fiets

Slide 6 - Tekstslide

Onbepaald vnw
3H

Slide 7 - Tekstslide

Er waren eens drie mensen: Iedereen, Iemand en Niemand. Op een dag moest er een belangrijke opdracht worden vervuld. Iedereen dacht dat Iemand die taak wel op zich zou nemen. Hoewel Iedereen de opdracht kon vervullen, deed Niemand het. Daarom werd Iedereen boos op Iemand. Het was zíjn taak en nu had Niemand die uitgevoerd! Iedereen dacht dat Niemand de opdracht had kunnen doen, maar Niemand had zich gerealiseerd dat Iedereen juist zo graag wilde. Aan het einde beschuldigde Iedereen Iemand omdat Niemand deed wat Iedereen had kunnen doen. Uiteindelijk is alles gedaan.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Onbepaald vnw
Duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies om wie of wat het gaat

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten

Slide 10 - Tekstslide

Onbepaalde vnw:
"iemand-niemand-iedereen-men-je-menigeen-het-iets-zoiets-niets-alles-elke-iedere-menig-wat-ene-een zekere-een of andere"

Slide 11 - Tekstslide

Lastige gevallen:
* Je = onbepaald vnw => men
Moeilijkheden kun je maar beter vermijden
* Wat = onbepaald vnw => iets
Neem jij ook wat  mee naar huis?
* Het = onbepaald vnw => tijd, weer of sfeer
Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig

Slide 12 - Tekstslide

Welk woord is een onbepaald vnw?
Sommige mensen houden van Barok
A
mensen
B
Barok
C
Sommige
D
houden

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is een onbepaald voornaamwoord?
Iedereen kan tellen tot tien
A
Iedereen
B
tellen
C
tot
D
tien

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Kun je de afwas doen?
B
Regels moet je nou eenmaal opvolgen

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Het regent heel hard
B
Het huis staat stevig

Slide 16 - Quizvraag

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Persoonlijk voornaamwoord
Persoon, dier of ding => ik, jij, hij, jij, het, wij etc
Bezittelijk voornaamwoord
Duidt bezit aan => mijn kind, jullie huis, ons feest (altijd voor zn)
Koppelwerkwoord
Zijn-worden-blijven-blijken-schijnen-lijken-etc => ng

Slide 17 - Tekstslide

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Telwoord:
Hoofdtelwoord (zes - veel)
Rangtelwoord (eerste - laatste)


Slide 18 - Tekstslide

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Voegwoorden:
* Nevenschikkende vw: dus, en, maar, of en want
* Onderschikkende voegwoorden: als, dan, dat, doordat, hoewel, omdat, toen etc

Slide 19 - Tekstslide

Jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Hij bracht ons naar dat feest.

HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
bw

Slide 22 - Quizvraag


A
hww
B
kww
C
zww
D
bn

Slide 23 - Quizvraag

Het 6e lesuur zijn wij vrij.
wat is 6e?
A
telwoord
B
rangtelwoord
C
onbepaald telwoord
D
bepaald telwoord

Slide 24 - Quizvraag

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 25 - Quizvraag

omdat is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in deze zin en hoe noem je dit voegwoord?

Ik blijf thuis vandaag, want ik ben ziek.
A
Want, nevenschikkend voegwoord
B
Want, onderschikkend voegwoord
C
Vandaag, nev. voegwoord
D
Vandaag, ond. voegwoord

Slide 27 - Quizvraag

huiswerk: 
* Maak H2 woordsoorten (onbepaald vnw) opdracht 1 tm 4

afmaken grammatica:
hoofdstuk 1 : bijvoeglijke bijzin en betrekkelijk vnw
Hoofdstuk 2 samentrekking

Slide 28 - Tekstslide