Nederlands T2

Nederlands T2
Registreer je telefoon! Dit zal niet veel tijd in beslag nemen. De LessonUp is virtueel en online. Om inzicht te krijgen of jullie de lesstof tot nu hebben begrepen, gaan we via de monitor massaal deze quiz doen. 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands T2
Registreer je telefoon! Dit zal niet veel tijd in beslag nemen. De LessonUp is virtueel en online. Om inzicht te krijgen of jullie de lesstof tot nu hebben begrepen, gaan we via de monitor massaal deze quiz doen. 

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord is fout geschreven?
A
Chocoladebol
B
Machinaal
C
Champignons
D
Sjanteren

Slide 2 - Quizvraag

Schrijft correct: (worden) (tt)
Wanneer ....... jij 14 jaar?

Slide 3 - Open vraag

Directe rede
Welke is goed?

A
Tessa vroeg, heb jij die tas gepakt?
B
Tessa vroeg: Heb jij die tas gepakt?
C
Tessa vroeg: 'heb jij die tas gepakt?'
D
Tessa vroeg: 'Heb jij die tas gepakt?'

Slide 4 - Quizvraag

Iets is universeel als........
A
Als het alleen digitaal is
B
Op sociale media staat
C
Het over de hele wereld hetzelfde is
D
Verbonden bent met internet

Slide 5 - Quizvraag

Iets is een misverstand als........
A
Het veel tijd en aandacht opeist
B
vergissing maakt omdat je elkaar niet begrijpt
C
Je iets te weten komt
D
je iets registreert

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een monitor?

Slide 7 - Open vraag

Welk woord is fout geschreven?
A
Chocoladebol
B
Rechercheur
C
Machinaal
D
Sjanteren

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Hij proesten van het lachen
B
Hij proestten van het lachen
C
Hij proeste van het lachen
D
Hij proestte van het lachen

Slide 9 - Quizvraag

Iets is virtueel als......

Slide 10 - Open vraag

Wat is de directe rede?
A
Iets duidelijk maken
B
Iemand commanderen
C
Iets snel doen
D
Iets wat iemand zegt

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord hoort er bij de foto?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
het menu?

Slide 13 - Open vraag

Welk leesteken staat er altijd in het midden van een zin en nooit aan het eind?
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken

Slide 14 - Quizvraag

Wat doe je als je iets inlevert?
A
Dan ben je aan het recyclen
B
Dan geeft je het terug
C
Dan draag je je steentje bij
D
je geeft het aan degene bij wie het hoort

Slide 15 - Quizvraag

Op welke manieren kun je besparen?

Slide 16 - Woordweb

Bij een zwak werkwoord verandert de klank? Waar of niet waar?

Slide 17 - Open vraag

Welke werkwoord is sterk?
A
Fietsen
B
Geven
C
Vertellen
D
Gebruiken

Slide 18 - Quizvraag

Verspillen

Slide 19 - Woordweb

Welke is goed geschreven?
In de verleden tijd.
A
Hij praat over tennis
B
Hij praatten over tennis
C
Hij praatte over tennis
D
Hij praate over tennis

Slide 20 - Quizvraag

Trema: Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt komt er ën achter
A
Dat is waar
B
Dat is niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Welke is goed?
A
Ideeën
B
Ideën

Slide 22 - Quizvraag

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
Her
B
On
C
La
D
In

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er op de foto?

Slide 24 - Open vraag

Hoeveel kinderen heeft mevrouw Avis?
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 25 - Quizvraag

Naast mevrouw Avis van Nederlands is er nog een mevrouw Avis. Welk vak geeft zij?
A
Geschiedenis
B
Wiskunde
C
Beeldende vorming
D
Creatieve technologie

Slide 26 - Quizvraag

Mijn weekendplannen zijn.....

Slide 27 - Woordweb

Ik ben klaar voor de toets van woensdag!
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll