NL1 Blok 4 oefentoets

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1

NL1 Blok 4 oefentoets ww spelling en interpunctie

Deze toets bestaat uit 40 vragen. Je kunt in totaal 46 punten behalen.

Interpunctie

Een hoofdletter gebruik je aan het begin van een zin en bij namen, zoals Noord Holland en Olga.

1. waar
2. niet waar

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

1. thee
2. milka chocolade
3. winter
4. kerstbal

Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:

Zullen we morgen gaan lunchen bij Mout

1. . (punt)
2. , (komma)
3. ! (uitroepteken)
4. ? (vraagteken)

Welk woord is fout geschreven in deze zin:

In januari volgend jaar ga ik verhuizen naar het Oosten van Nederland, op de Bakhuisstraat in Hengelo.

1. januari
2. Oosten
3. Bakhuisstraat
4. Hengelo

Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:

Mijn vader komt elke avond zo rond zes uur thuis

1. . (punt)
2. , (komma)
3. ! (uitroepteken)
4. ? (vraagteken)

Een hoofdletter gebruik je wel bij de maanden van het jaar, maar niet bij de dagen van de week.

1. waar
2. niet waar

Welk leesteken hoort aan het einde van deze zin:

Gatver, er zit een vlieg in mijn salade

1. . (punt)
2. , (komma)
3. ! (uitroepteken)
4. ? (vraagteken)

Werkwoord spelling

De ik-vorm (of stam) van een werkwoord vind je ALTIJD door -en van het hele werkwoord af te halen. Behalve bij werkwoorden als proeven

1. waar
2. niet waar

Jij ... (fietsen, tt) vandaag alleen naar school.

Mijn ouders ... (bouwen, tt) een boomhut voor ons in de tuin.

De juf van groep 8 ... (vieren, tt) haar verjaardag vandaag.

Het stelletje ... (zijn, tt) heel verliefd op elkaar.

De ik-vorm (of stam) eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers.
bijv: bukken - wordt ik buk
en niet ik bukk

1. waar
2. niet waar

Het vlees op de BBQ ... (branden, tt) aan!

Ik ... (varen, tt) helemaal naar de overkant van het Gooimeer.

.... (blozen, tt) jij van dat complimentje dat Mark je gaf?

Margo ... (zetten, tt) een mooie bos bloemen op tafel.

Monique en Julia .... (uitnodigen, tt) een paar vriendinnen uit voor een slaapfeestje.

De voetballer ... (boffen, tt) maar met zo'n goed team.

De orkaan ... (razen, tt) over het land en neemt alles mee wat op zijn pad komt.

... (worden, tt) jij ook 14 in de maand juli?

... (draven, tt) jouw paard vooraan in de wedstrijd?

Morgen ... (vertrekken, tt) wij op vakantie naar Bonaire.

Met mijn bellenblaas .... (blazen, tt) ik een zo groot mogelijke bel.

Een aantal kinderen ... (krijgen, tt) een tweede kans om de toets voor Engels te verbeteren.

Ik ... (antwoorden, tt) bevestigend op de vraag of ik nog wat wil drinken.

Redekundig ontleden

onderwerp (ow)

persoonsvorm (pv)

Mijn kat

zal

zeker

een muis

uit het bos

mee-

brengen.

Wat is het onderwerp van de zin?

Dit mooie schilderij mag ik aan niemand tonen.

1. schilderij
2. ik
3. dit mooie schilderij
4. geen van de 3 antwoorden

onderwerp (ow)

persoonsvorm (pv)

Die oude kast

kan

wel

een nieuw verfje

gebrui-ken.

Wat is het onderwerp van de zin?

Een barbecue wilden ze verleden week kopen voor die jarige collega.

1. Een barbecue
2. die jarige collega
3. ze
4. geen van de 3 antwoorden

gezegde (gez)

onderwerp (ow)

Wilde

oom Mark

vanochtend

een ontbijtje

maken?

gezegde (gez)

onderwerp (ow)

Zij

mochten

gisteren

alle prijzen

geven

aan de kinderen.

Wat is het onderwerp van de zin?

Iedere dag heeft de bakker zijn broden uitgestald.

1. Iedere dag
2. zijn broden
3. de bakker
4. geen van de 3 antwoorden

Wat is het gezegde (gez) in:

Welk museum zal jij nooit gaan bezoeken?

gezegde (gez)

onderwerp (ow)

Zou

Bram

een appel

kunnen eten

met

zijn beugel?

Wat is het onderwerp van de zin?

De ambtenaar had dit rapport alsnog aan zijn baas en haar collega kunnen tonen.

1. dit rapport
2. zijn baas
3. haar collega
4. geen van de 3 antwoorden

Wat is het gezegde (gez) in:

Een puppy wilde ik vorige maand geven aan die lieve nicht.

gezegde (gez)

onderwerp (ow)

Ik

wilde

vorige week

die mooie meid

zoenen.

Wat is het gezegde in:

Jochem zal zijn emoties nooit aan haar kunnen tonen.

Wat is het gezegde (gez) in:

In 2010 wilde mijn oom mijn oudste neef naar Berlijn brengen.

Je bent klaar!

Fijne dag!