Signaalwoorden klas 4 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Goedemorgen 2C

Pak alvast je leesboek 

Tekstverbanden en signaalwoorden les 2 

Welke signaalwoorden en/of verbanden ken jij al?

Wat gaan we vandaag doen? 

- Voorkennis ophalen

- Lesdoelen bespreken 

- Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden

- Klassikaal oefenen 

- Zelfstandig werken 

- Evaluatie 

- terug- en vooruitblikken 

Lesdoelen 

-Aan het einde van de les kun je de verschillende verbanden herkennen 

- Je weet welke signaalwoorden bij een opsomming horen

- Je weet welke signaalwoorden bij een tegenstelling horen 

Algemene uitleg 

In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten verbanden.

Tekstverband: opsomming 

Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en. 

Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (–), dots (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:). Bijvoorbeeld:

– Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Tekstverband: tegenstelling 

Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant. Bijvoorbeeld:

De oude achtbaan is niet heel mooi, maar hij gaat wel ontzettend hard.

Mo heeft geen zin in school, toch stapt hij op de fiets.

Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen of alinea's?

1. Lidwoorden
2. Signaalwoorden
3. Verbanden
4. Zelfstandig naamwoord

Welk woord hoort op het stippellijntje?
In een tekst zijn er.... tussen woorden, zinnen en alinea's

1. Wegen
2. leestekens
3. Verbanden
4. Werkwoorden

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. Voorbeeld
4. Conclusie

Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik wilde naar het theater en de bioscoop.

1. Tegenstelling
2. Conclusie
3. Voorbeeld
4. Opsomming

Welke signaalwoorden herken je in de volgende zin:

Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Ten slotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.

Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Ten slotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.

Kies nu zelf hoe je verder wil werken

Extra instructie (geel)

Zelfstandig aan de slag (paars)

Extra uitdaging (blauw)

Extra instructie 

Basis: Kom met je laptop naar de instructietafel 

Kader: Kom met je laptop naar de instructietafel

Zelf aan de slag 

Basis: Noordhoff hoofstuk 1 opdracht 1,2,3,4 en  5 maken 

Kader: Noordhoff hoofstuk 1 opdracht 2,3,4,5 en 6 maken 

Extra uitdaging 

Basis: Noordhoff hoofstuk 2 opdracht 3,4 en 5 maken

Kader: Noordhoff hoofstuk 2 opdracht 3,4,5 en 6 maken 

Klaar? Kom een extra opdracht halen bij de docent. Deze opdracht gaat over tekstbegrip. Je beantwoord vragen over de inleiding van tekst 1,2 en 3. 

Signaalwoord
opsomming

Signaalwoord
tegenstelling

Hoe is het gegaan?

😒🙁😐🙂😃

Ik heb de juiste kleur gekozen om vandaag mee te werken

Ja, wel de juiste keuze

Niet helemaal zeker

Nee, niet de juiste keuze

Terugblik 

Lesdoelen: 

- Je kunt verschillende verbanden benoemen 

- Je weet welke signaalwoorden er bij het verband opsomming horen 

- Je weet welke signaalwoorden er bij het verband tegenstelling horen 

Vooruitblik volgende les 

De volgende les gaan we:

- Verder met de verbanden opsomming en tegenstelling

- Uitleg nieuw verband 

- Uitleg formatieve check