Economisch bekeken - H1.1 Inkomsten in soorten - KGT

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (KGT)

• H1.1 Inkomsten in soorten
• H1.2 Inkomsten omrekenen
• H1.3 Getallen op een rij
• H1.4 Bijverdienen
• H1.5 De bank betaalt
• H1.6 Inkomen en beroep
  

Inhoud

1.1 Inkomsten in soorten

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• inkomsten indelen in verschillende soorten.
• de indeling van inkomstensoorten toepassen.
  

Lesdoelen

• Inkomen is alles wat je ontvangt.
  
  Er zijn verschillende soorten inkomsten:
  - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk (je moet er iets voor doen!)
  - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering. (Je hoeft er niets voor te doen)
  

Inkomen

Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.

1. Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
2. Inkomsten in natura: auto, telefoon, ov chipkaart.
   
   

Soorten inkomsten

Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.

1. Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappersgeld --> het staat vast waar je het aan uitgeeft. 
2. Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven

Kun je je geld vrij uitgeven?

Opdrachten nakijken

• Jullie hebben de introductievragen beantwoord. Deze gaan we nakijken. 
• Pak een andere kleur pen en verbeter je eventuele  fouten!!

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN

3.      A. Het zakgeld (inkomsten zonder tegenprestatie) dat ze beide van
               hun ouders krijgen.
         B. Het geld dat zij verdient met oppassen (inkomsten met
               tegenprestatie)
         C. Brenda = € 12,- + € 18,- = € 30,-. Amber = € 15,-.
               Verschil = € 30,- - € 15,- = € 15,-

4.      A. Ja, het geld voor de kapper zijn wel inkomsten.
         B. Nee, het geld is niet vrij besteedbaar. Brenda moet dit geld                            uitgeven aan de kapper.
         C. Brenda heeft voor het geld voor de kapper geen tegenprestatie                    geleverd.

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN

1.      A. Voor het zakgeld hoeft Brenda niks te doen. Voor het loon moet                  Brenda werken (oppassen).

         B. 3 uren per keer, 2 keer per week. 6 uren x € 3,- per uur = € 18,-.

2.      A. € 7,30 + € 3,95 + € 10,- + € 20,- = € 41,25

         B. Je kunt het niet vrij besteden. De bioscoopbon kan je allen bij de                  bioscoop uitgeven en het beltegoed alleen op je telefoon zetten.

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN

5.      Loon is met tegenprestatie. Kinderbijslag is zonder
          tegenprestatie.

Huiswerk voor de volgende les:

• Maken toepassingsvragen 6, 7, 8,  van hoofdstuk 1. Paragraaf 1.1 inkomsten in soorten op bladzijde 10 en 11.

Huiswerk

Afsluiting van de les

Om de les af te sluiten krijg je 5 vragen om te beantwoorden, om te kijken wat je deze les hebt geleerd!

Wat is een voorbeeld van vrij besteedbaar inkomen ?

1. Kleedgeld
2. Loon

Zakgeld is:

1. Vrij besteedbaar inkomen
2. Niet-vrij besteedbaar inkomen

Pien krijgt af en toe iets van haar oma. Lippenstift en soms een tijdschrift.
Hoe noemen we deze inkomsten?

1. inkomsten in geld
2. inkomsten in natura

Oppasgeld is een voorbeeld van:

1. Inkomsten in geld
2. Inkomsten in natura
3. Inkomsten met tegenprestatie
4. Inkomen zonder tegenprestatie

Zakgeld is een voorbeeld van:

1. Inkomsten in geld
2. Inkomsten in natura
3. Inkomsten met tegenprestatie
4. Inkomsten zonder tegenprestatie