In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Begin les
Binnenkomen – rustig, niet rennen of duwen.
Aan tafel gaan zitten
Spullen op tafel – boek, chromebook, rekenmachine evt pen en papier
Mobiel in het hotel
Tas op de grond
Je mag praten tot docent om stilte vraagt.
Aandacht bij de docent – stil, met gezicht naar docent
Slide 1 - Tekstslide
Regels
Ik praat niet door anderen heen
Als ik iets wil zeggen, steek ik mijn vinger op en wacht ik tot ik de beurt krijg
Ik ben respectvol in de dingen die ik doe en zeg
Ik luister goed en volg de aanwijzingen van de docent
Ik blijf van anderen en hun spullen af
Ik houd het klaslokaal schoon
Slide 2 - Tekstslide
Hoera, we mogen weer....
we mogen weer naar school
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (KGT)
Slide 4 - Tekstslide
Wat is belangrijk bij economie?
Opdrachten maak je zowel in je boekals online (staat in magister)
In je boek staat steeds eerst de vraag, daarna komt meestal een uitleg hierover. Lees goed de stukken met tekst!
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij berekeningen ook altijd de berekening die je gemaakt hebt. Alleen het antwoord is onvoldoende en wordt afgekeurd.
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij open vragen waarbij een uitleg gevraagd is, altijd een uitleg in de vorm van een goed lopende zin.
Neem je rekenmachine mee naar iedere les!
Je zorgt dat je huiswerk gemaakt is of een briefje.
Stel vragen als je iets niet begrijpt of extra uitleg wilt hebben :-)!
Slide 5 - Tekstslide
H1.1 Inkomsten in soorten
H1.2 Inkomsten omrekenen
H1.3 Getallen op een rij
H1.4 Bijverdienen
H1.5 De bank betaalt
H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud
Slide 6 - Tekstslide
1.1 Inkomsten in soorten
Slide 7 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
inkomsten indelen in verschillende soorten.
de indeling van inkomstensoorten toepassen.
Lesdoelen
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Hoeveel zakgeld krijg jij? Vind je dat genoeg?
Slide 10 - Open vraag
Inkomen is alles wat je ontvangt.
Er zijn verschillende soorten inkomsten: - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk (je moet er iets voor doen!) - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering. (Je hoeft er niets voor te doen)
Inkomen
Slide 11 - Tekstslide
Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.
Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
Inkomsten in natura: auto, telefoon, eten/ drinken, etc.
Soorten inkomsten
Slide 12 - Tekstslide
Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.
Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappersgeld --> het staat vast waar je het aan uitgeeft.
Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven
Kun je je geld vrij uitgeven?
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag
Maken vraag 1 t/m 5 uit je boek (introductievragen)
Je mag op een laag volume overleggen (zachtjes!).
Hulp: Kijk eerst in de leertekst (boek), dan docent.
Tijd: maximaal tien minuten
Resultaat: we gaan ze nakijken
timer
10:00
Slide 14 - Tekstslide
Opdrachten nakijken
Jullie hebben de introductievragen beantwoord. Deze gaan we nakijken.
Pak evt. een andere kleur pen en verbeter je antwoorden als ze niet goed zijn.
klassencode activeren! Let op locatie = beroepscampus (langeweg 111)
Slide 15 - Tekstslide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1. A. Voor het zakgeld hoeft Brenda niks te doen. Voor het loon moet Brenda werken (oppassen).
B. 3 uren per keer, 2 keer per week. 6 uren x € 3,- per uur = € 18,-.
2. A. € 7,30 + € 3,95 + € 10,- + € 20,- = € 41,25
B. Je kunt het niet vrij besteden. De bioscoopbon kan je allen bij de bioscoop uitgeven en het beltegoed alleen op je telefoon zetten.
Slide 16 - Tekstslide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
3. A. Het zakgeld (inkomsten zonder tegenprestatie) dat ze beide van hun ouders krijgen. B. Het geld dat zij verdient met oppassen (inkomsten met tegenprestatie) C. Brenda = € 12,- + € 18,- = € 30,-. Amber = € 15,-. Verschil = € 30,- - € 15,- = € 15,-
4. A. Ja, het geld voor de kapper zijn wel inkomsten. B. Nee, het geld is niet vrij besteedbaar. Brenda moet dit geld uitgeven aan de kapper. C. Brenda heeft voor het geld voor de kapper geen tegenprestatie geleverd.
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken toepassingsvragen 6 t/m 12 van hoofdstuk 1. Paragraaf 1.1 inkomsten in soorten. Online via chromebook
Huiswerk
timer
10:00
Slide 18 - Tekstslide
Afsluiting van de les
Om de les af te sluiten krijg je 5 vragen om te beantwoorden, om te kijken wat je deze les hebt geleerd!
Slide 19 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van vrij besteedbaar inkomen ?
A
Kleedgeld
B
Loon
Slide 20 - Quizvraag
Pien krijgt af en toe iets van haar oma. Lippenstift en soms een tijdschrift. Hoe noemen we deze inkomsten?
A
inkomsten in geld
B
inkomsten in natura
Slide 21 - Quizvraag
Zakgeld is:
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet-vrij besteedbaar inkomen
Slide 22 - Quizvraag
Oppasgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomsten in geld
B
Inkomsten in natura
C
Inkomsten met tegenprestatie
D
Inkomen zonder tegenprestatie
Slide 23 - Quizvraag
Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomsten in geld
B
Inkomsten in natura
C
Inkomsten met tegenprestatie
D
Inkomsten zonder tegenprestatie
Slide 24 - Quizvraag
Huiswerk voor de volgende les:
Is al het huiswerk van de vorige keer af? H1.1 alle opgaven? Zo niet graag afmaken! Maak online de test jezelf en de rekentrainer.
In de les rekentrainer uit het boek. Moeilijk? Schakel hulp in van de docent :-)
Huiswerk
Slide 25 - Tekstslide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
5. Loon is met tegenprestatie. Kinderbijslag is zonder tegenprestatie.