Een nieuw schip zoekt naar de (vermissen)............... vlucht MH370.
Is het vliegtuig ........................(crashen)?
De conclusie van Deloitte ..................(luiden, t.t.) zo:
Nieuwssites ............................(overladen, v.t.) je de afgelopen jaren met nieuws over het einde van de televisie.
Slide 4 - Tekstslide
Startopdracht: werkwoord invullen
Een nieuw schip zoekt naar de VERMISTE vlucht MH370.
Is het vliegtuig GECRASHT?
De conclusie van Deloitte LUIDT als volgt:
Nieuwssites OVERLAADDEN je de afgelopen jaren met nieuws over het einde van de televisie.
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze week heb je
een voorbeeldtoets geanalyseerd
extra geoefend met metaforen en stijlfiguren
ken je het juiste gebruik van verwijswoorden
!! let op TEA2!! in Test-Correct (dus laptop mee met app van Test-Correct): zo niet: op papier maken
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk
1. Leesboek mee naar de les (Nederlands!), minimaal niveau 3, maar beter nog niveau 4
2. Het laatste deel van de opdracht van de Klucht is ingeleverd (via Teams berichten)
3. Je hebt je laatste vragen over beeldspraak, verwijswoorden, werkwoordspelling, e-mail schrijven en werkwoordspelling paraat.
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig werken in stilte:
1. lezen
2. opdrachten "Versterk jezelf" in Talent
3. Lessen van LessonUp doornemen
Uitleg verwijswoorden:
vooraan zitten
Slide 8 - Tekstslide
Uitleg verwijswoorden
Slide 9 - Tekstslide
Wat zijn de verwijswoorden...?
....
De poes die ik zag, sprong snel weg.
Dit boek ligt nu thuis.
Haar fiets is gestolen.
Slide 10 - Tekstslide
Verwijswoorden
....
De poes DIE IK zag, sprong snel weg.
DIT boek ligt nu thuis.
HAAR fiets is gestolen.
Slide 11 - Tekstslide
Schrijf op:
Mijn ouders en ik hebben oliebollen gebakken. Dat vonden ...... superleuk om te doen.
Het meisje .... ik zag lopen, is mijn klasgenoot.
Mijn vrienden hebben .... trainers uitgenodigd voor de Nieuwjaarsborrel.
Slide 12 - Tekstslide
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst (vaak) naar een eerder genoemd woord.
Voor de-woorden gebruik je een ander verwijswoord dan voor het-woorden:
De gymleraar dieons lesgeeft, is ziek. de => die
Het feestjedat Maaike houdt, wordt leuk. het => dat
.... meisje .... geselecteerd is voor de wedstrijd, is mijn nichtje.
Slide 13 - Tekstslide
Welk woord ervóór?
Zelfst. nw met 'de': => DEZE, DIE
die caravan, deze meisjes
Zelfst. nw met 'het': => DAT, DIT
dat huis, dit cadeautje
als de 'bezitter' mannelijk is: zijn fiets
als de 'bezitter' vrouwelijk is: haar fiets
bij meervoud: hun fietsen
Slide 14 - Tekstslide
Welk woord erachter?
Zelfst. nw met 'de': => DIE
de caravan die, de meisjes die
Zelfst. nw met 'het': => DAT
het huis dat
Slide 15 - Tekstslide
Vul in:
..... jongen..... ik zie, zit in mijn klas.
..... meisje .... geselecteerd is voor de wedstrijd, is mijn nichtje.
De WK-wedstrijden .... Nederland gewonnen heeft, waren geweldig om te zien.
Slide 16 - Tekstslide
Lidwoorden
welke lidwoorden ken je?
de, het, een
de-woorden zijn OF mannelijk OF vrouwelijk
hoe weet je woorden mannelijk of vrouwelijk zijn?
Slide 17 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden zijn óók verwijswoorden
mijn fiets
zijn iPhone
de regering en haar ministers
=> Hoe weet je dat het hier 'haar' moet zijn?
Slide 18 - Tekstslide
Vrouwelijke DE-woorden
de koe en haar kalf, de mevrouw en haar hondje
ook vrw: woorden die eindigen op -heid, -nis, -ing, -ie,... (de verlegenheid, de gebeurtenis, de regering, de politie)
de regering en haar ministers
=> dus het verwijswoord is dan: HAAR
Slide 19 - Tekstslide
Mannelijke DE-woorden
de agent en zijn motor, de koning en zijn gemalin
overige woorden: opzoeken
de hoed en zijn veertje
=> dus het verwijswoord is dan: ZIJN
Slide 20 - Tekstslide
HET-woorden: onzijdig
Het huis en zijn dak
Het kind was de weg kwijt. Het bleef maar ronddwalen.
Het ezeltje knorde luid. Zijn maag was leeg.
=> dus het verwijswoord bij HET-woorden is ZIJN
Waarom leer je dit?
Slide 21 - Tekstslide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 22 - Tekstslide
Welk verwijswoord?
1. Het boek, ..... ik gekocht heb, is heel spannend.
2. Josefien is mijn beste vriendin. Ik zie ... wel vijf keer per week.
3. Ik geef ..... snel een drankje.
Slide 23 - Tekstslide
Lastige verwijswoorden
hen of hun?
dat of wat?
waarmee of met wie?
Slide 24 - Tekstslide
Hen of hun?
=> Hen als het lijd. vw is en ook na een voorzetsel
=> Hun als het mw. vw is zonder voorzetsel
Ik geef Piet en Klaas een cadeau. Ik geef hun (m.vw, zonder vz) een cadeau.
Ik geef een cadeau aan hen (aan=vz).
Ik zie hen (lv) namelijk morgen.
Slide 25 - Tekstslide
Hen: als het lijd. vw is & na voorzetsel
Hun: als het mw. vw is zonder voorzetsel
Als mijn ouders me ophalen, dan heb ik vaak geen zin om met .... mee te gaan.
Ik heb veel vrienden. Ik stuur .... allemaal een uitnodiging voor mijn feest.
Rosa en Lisette kwamen me ophalen. Ik ken .... al sinds de basisschool.
Slide 26 - Tekstslide
Hen: als het lijd. vw is & na voorzetsel
Hun: als het mw. vw is zonder voorzetsel
Als mijn ouders me ophalen, dan heb ik vaak geen zin om met HEN (na vz altijd 'hen') mee te gaan.
Ik heb veel vrienden. Ik stuur HUN (mw v.w. zonder vz) allemaal een uitnodiging voor mijn feest.
Rosa en Lisette kwamen me ophalen. Ik ken HEN (lijd.vw) al sinds de basisschool.
Slide 27 - Tekstslide
Wat of dat?
Dat: na een het-woord: het huisdat ik zie, het meisje dat daar loopt
Wat:
na 'dat' of 'datgene' (dat wat jij ziet, is mooi)
na 'alles', 'niets', 'iets' en 'het enige' (alles wat je ziet)
na een overtreffende trap (zonder zn!) het leukste wat je kan doen.
na een hele zin: Het reizen naar Spanje in coronatijd met de vrienden is goed gegaan, wat we niet verwacht hadden.
Slide 28 - Tekstslide
Wat of dat?
Breakdancen is het enige .... hij graag doet.
Dit jaar gaan we weer naar Frankrijk op vakantie, .... ik erg leuk vind.
Het mooiste ..... ik ooit gezien heb in Rome is de Sint-Pieter.
Het spannendste boek ..... hij kent, is Harry Potter en de steen der wijzen.
Slide 29 - Tekstslide
Wat of dat?
Breakdancen is het enige WAT hij graag doet.
Dit jaar gaan we weer naar Frankrijk op vakantie, WAT ik erg leuk vind.
Het mooiste WAT ik ooit gezien heb in Rome is de Sint-Pieter.
Het spannendste boek DAT hij kent, is Harry Potter en de steen der wijzen.
Slide 30 - Tekstslide
Waarmee of met wie
"waarmee" verwijst naar dingen, "met wie" naar personen.
Hetzelfde geldt voor "waarvoor" / "voor wie" (en andere samenstellingen met een vz en 'waar')
Het meisje waarmee / met wie ik fiets, heet Sanne.
De jongen voor wie / waarvoor ik een cadeau heb, heet Abel.
Slide 31 - Tekstslide
Welke vraag heb je nog over deze verwijswoorden?
verder oefenen op cambiumned.nl/formuleren of Talent, onderdeel "versterk jezelf" / formuleren klas 1vwo/gymnasium
Slide 32 - Tekstslide
Terugblik
Wat is goed gegaan?
Slide 33 - Tekstslide
T V G 3 C
11 dec.
Welkom
Slide 34 - Tekstslide
Docent
Slide 35 - Tekstslide
Startopdracht: Verbeter dit slot
In conclusie wil ik u uitnodigen om naar het cals college in N'gein te komen, omdat ik er van overtuigd ben dat het geld wat het ministerie wilt besparen, beter bij het onderwijs kan blijven. Alvast bedankt.
Groeten,
Jort
Slide 36 - Tekstslide
Startopdracht: Verbeter dit slot
Kortom, ik wil u graag uitnodigen om naar het Cals College in Nieuwegein te komen. Ik ben er namelijk van / ik ben ervan overtuigd dat het geld dat het ministerie wil besparen, beter in het onderwijs geïnvesteerd kan worden. Ik stel het op prijs als u kunt doorgeven wanneer deze afspraak u past. Bij voorbaat heel hartelijk dank voor uw reactie.
Met vriendelijke groet, (witregel)
Jort van Beijnum
Slide 37 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze week heb je
een voorbeeldtoets geanalyseerd
extra geoefend met metaforen en stijlfiguren
ken je het juiste gebruik van verwijswoorden
check TEA2: in Test-Correct (dus laptop mee met app van Test-Correct): zo niet: op papier maken
Slide 38 - Tekstslide
Voorbeeldtoets: lezen en beoordelen
Slide 39 - Tekstslide
E-mail beoordelen in groepjes
Slide 40 - Tekstslide
Zelfstandig werken
1. Oefening spreekwoorden en gezegden (zie bericht in Teams)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.