Open je boek alvast op blz. 202-203. Log alvast in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld).
§2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord
§4: Bijvoeglijk naamwoord
Voordat we beginnen:
1AHA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
2:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Open je boek alvast op blz. 202-203. Log alvast in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld).
§2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord
§4: Bijvoeglijk naamwoord
Voordat we beginnen:
1AHA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
Je kunt concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden herkennen.
Je kunt eigennamen herkennen.
Je kunt bepaalde en onbepaalde lidwoorden onderscheiden.
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
In deze les gaan we:
Starten met een nieuw hoofdstuk (woordsoorten);
de uitleg behandelen van paragraaf 1 (en hierbij aantekeningen maken);
De opdrachten van de herhaling van leerjaar 1 maken (digitale paragraaf).
De toets van Lezen H1-3 inzien.
Slide 3 - Tekstslide
Alle paragrafen met WS voor de paragraaf behandelen we de komende tijd. De paragrafen met ZD hebben we al behandeld.
Slide 4 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.
Slide 5 - Tekstslide
Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoordis een woord voor een mens, dier, ding of gevoel. Een ding kan van alles zijn.
Een concreet zelfstandig naamwoord(czn) geeft iets tastbaars aan. Iets wat je kunt aanraken: fiets, trouwring, berg, rivier, stoel.
Een abstract zelfstandig naamwoord (azn) geeft iets aan wat je niet kunt aanrakken: ruzie, maand, onrust, tijd.
Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord. Namen van mensen, plaatsen of dingen: Max, Vlieland, Rijksmuseum.
Slide 7 - Tekstslide
Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord(zn) aan drie dingen:
1.Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen.
(fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets).
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin? Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe serie wordt opgenomen.
A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin? Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.
Slide 10 - Open vraag
Uitlegfilmpje!
Slide 11 - Tekstslide
Na de film gingen we nog naar McDonalds.
Benoem de woordsoort van 'McDonalds'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
concreet zelfstandig naamwoord (czn)
abstract zelfstandig naamwoord (azn)
eigennaam
(zn-e)
Slide 12 - Sleepvraag
Tijdens de vakantie is iedereen vast en zeker zeer vrolijk.
Benoem de woordsoort van 'vakantie'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
concreet zelfstandig naamwoord (czn)
abstract zelfstandig naamwoord (azn)
eigennaam
(zn-e)
Slide 13 - Sleepvraag
Ik heb op vakantie in Australië voor het eerst een walvis gezien.
Benoem de woordsoort van 'walvis'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
concreet zelfstandig naamwoord (czn)
abstract zelfstandig naamwoord (azn)
eigennaam
(zn-e)
Slide 14 - Sleepvraag
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Geeft extra info (details) over eenzelfstandig naamwoord: de groene kat, het grote feest.
Zo herken je een bn:
Staat voor of achter het zn.
Heeft een korte vorm (groen) en een lange vorm (groene).
Trappen van vergelijking.
Slide 15 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Eenstoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st. bn) geeft aan van welke stof iets gemaakt is.
De zilveren ketting.
Een wollen trui.
Een houten bank.
Slide 16 - Tekstslide
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in onderstaande zin?
Voorafgaand aan de moeilijke wedstrijd drinkt Leon nog snel een alcoholvrij biertje.
Slide 17 - Open vraag
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in onderstaande zin?
Deze serie is goed en het onderwerp ervan is interessant.
Slide 18 - Open vraag
Maak zelf een zin waarin een concreet zelfstandig naamwoord (czn), een abstract zelfstandig naamwoord (azn) en een bijvoeglijk naamwoord voorkomt.
Slide 19 - Open vraag
Aan het werk
Optie A Klassikaal
Optie B
Zelfstandig werken
Klaar?
Eerst oefenen via de 'trainer' op de iPad (Magister -> leermiddelen -> Nederlands -> Cursus 5: Grammatica -> paragraaf 2: zelfstandig naamwoord en lidwoord).
§2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord (blz. 206-207).
Havo: Opdracht 1, 2, 3 en 5
Vwo: Opdracht 2, 3 en 4.
§4: Bijvoeglijk naamwoord (blz. 210-211).
Havo en vwo: kies zelf 3 opdrachten uit het boek.
Maak een samenvatting of oefen in het online boek verder met paragraaf 2 en 4.
Slide 20 - Tekstslide
Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord.Opdracht 1 t/m 4.
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §4: Bijvoeglijk naamwoord. 3 opdrachten kiezen.
Hoe?
Zelfstandig.
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. Daarna starten we met §4 Bijvoeglijk naamwoord.
Klaar?
Maak alvast een begin aan §4:
Bijvoeglijk naamwoord (blz. 210-211).
Oefenen
timer
10:00
Slide 21 - Tekstslide
Je kunt concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden herkennen.
Je kunt eigennamen herkennen.
Je kunt bepaalde en onbepaalde lidwoorden onderscheiden.
Lesdoelen
Slide 22 - Tekstslide
Aan welke zaken kun je een zelfstandig naamwoord herkennen? Noem er twee.
Slide 23 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een concreet en een abstract zelfstandig naamwoord?
Slide 24 - Open vraag
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?