samengestelde zinnen 3 maart

Waaraan kun je herkennen of een zin een hoofdzin in?
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waaraan kun je herkennen of een zin een hoofdzin in?

Slide 1 - Woordweb

Lesdoel

Je kunt een samengestelde zin herkennen. 
Je kunt de hoofdzin en de bijzin in een samengestelde zin aanwijzen. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Samengestelde zinnen kunnen uit hoofd- en bijzinnen bestaan. 
De plaats van de persoonsvorm en het soort voegwoord laat zien om wat voor soort zin het gaat.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzinnen
  • In een hoofdzin staat de persoonsvorm altijd op de eerste of tweede plaats in de zin.
  • Samengestelde zinnen met alleen hoofdzinnen zijn met elkaar verbonden door nevenschikkende voegwoorden.

Klaas kan vanmiddag niet komen, want hij moet op zijn zusje passen.

Slide 4 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden kunnen alleen twee hoofdzinnen met elkaar verbinden.

Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden:
dus, en, maar, of, want (leer ze uit je hoofd)

Slide 5 - Tekstslide

Bijzinnen
  • In een bijzin staat de persoonsvorm niet op de eerste op tweede plaats in de zin.
  • Bijzinnen kunnen alleen in de zin staan in combinatie met een hoofdzin.
  • Een bijzin en een hoofdzin zijn met elkaar verbonden door een onderschikkend voegwoord.

Ik vind het erg vervelend dat jij altijd te laat komt.

Slide 6 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
  • Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin met elkaar.
  • Onderschikkende voegwoorden kunnen aan het begin of in het midden van de zin staan.
  • Er zijn verschillende onderschikkende voegwoorden:
als -aangezien - dat - doordat - hoewel - mits - nadat - terwijl - toen - zodat - omdat  enz.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Ik vind dat spel niet leuk, omdat ik altijd verlies.

Terwijl zij aan het wachten was, keek zij rond in huis.

Je mag mee, mits jij je huiswerk af hebt.

Als de hond heel nodig moet plassen, gaat hij blaffen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de nevenschikkende voegwoorden?

Slide 9 - Woordweb

In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 11 - Quizvraag

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 13 - Quizvraag

Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 150/151)
Let op: bij opdracht 1 moet je ook aangeven hoe de samengestelde zin is opgebouwd. 

Klaar? Lees in je boek. 
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Ik kan een hoofd- en bijzin herkennen in een samengestelde zin.
Ja
Een beetje
Nee

Slide 16 - Poll