Herhaling argumentatie en drogredenen

Introductie
Welke argumentatiestructuur herken je hier?


Morgen wordt het tropisch warm, zegt het KNMI. Rick zal wel flink gaan verbranden. Mensen met rood haar en sproeten verbranden sneller, las ik laatst. Rick heeft knalrood haar en een hoofd vol sproeten.


A Enkelvoudige argumentatie
B Nevenschikkend afhankelijke argumentatie
C Nevenschikkend onafhankelijke argumentatie
D Onderschikkende argumentatie
Vandaag: herhaling drogredenen
Examentekst
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Introductie
Welke argumentatiestructuur herken je hier?


Morgen wordt het tropisch warm, zegt het KNMI. Rick zal wel flink gaan verbranden. Mensen met rood haar en sproeten verbranden sneller, las ik laatst. Rick heeft knalrood haar en een hoofd vol sproeten.


A Enkelvoudige argumentatie
B Nevenschikkend afhankelijke argumentatie
C Nevenschikkend onafhankelijke argumentatie
D Onderschikkende argumentatie
Vandaag: herhaling drogredenen
Examentekst
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:

Slide 1 - Tekstslide

Vorige weken
Argumenteren moet je leren (let op: toets- én examenstof!)
Leren denken terwijl je leest
Deze les
Drogredenen (herhaling van de leerstof die je zelfstandig hebt doorlopen).
Eerst droge theorie. Daarna zelf toepassen.
Vooruitblik
Maandag: oefenen met toetsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudig, nevenschikkend (afh./onafh.) en onderschikkend
Argumentatieschema's
Oorzaak-gevolg, kenmerk/eigenschap, voor- en nadelen, voorbeelden, vergelijking, autoriteit/gezag

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatiesoorten
Feiten, onderzoek, ervaring, gevoel, geloof, normen en waarden, vermoedens

Slide 4 - Tekstslide

Drogredenen
Onjuiste argumentatie
Overtreden van de discussieregels

Slide 5 - Tekstslide

Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.

Voorbeeld
De patiënt genas na het innemen van een paracetamol, dus dat middel heeft hem genezen.

Iedere eerste maandag van de maand begint Joke een paar minuten voor 12 aan haar lunch. Daarna gaat het luchtalarm af. Dus het luchtalarm gaat af, doordat Joke gaat lunchen.


Slide 6 - Tekstslide

Je kent een bepaalde eigenschap toe aan iemand of iets, terwijl de andere eigenschappen negeert.

Voorbeeld
Zij is een goede weddingplanner, want ze is altijd op tijd.

Jan (40) is heel onvolwassen, want hij spaart autootjes.

Slide 7 - Tekstslide

Iemand beschrijft alle voordelen uitvoerig en laat de nadelen weg
Iemand negeert de voordelen en beschrijft alle nadelen tot in detail.

Voorbeeld
Alle buslijnen zouden ook ‘s nachts moeten rijden, want dan is het rooster flexibeler voor reizigers, is er meer werkgelegenheid, en is de reizigersstroom beter verspreid.

Slide 8 - Tekstslide

Bij een overhaaste generalisatie trekt iemand een conclusie voor een grote groep op basis van één of een paar gevallen. Toevallig of anekdotisch bewijs is geen sterk bewijs om je standpunt te onderbouwen.

Voorbeeld
Ik ben wereldberoemd. Ik werd namelijk een keer herkend in de supermarkt.

Slide 9 - Tekstslide

Bij een verkeerde vergelijking worden twee of meerdere dingen met elkaar vergeleken die niets met elkaar te maken hebben of niet met elkaar vergeleken kunnen worden.

Voorbeeld
Ik vind dat je je dochter gewoon in haar eentje naar IJsland moet laten gaan. Ze mag toch ook alleen naar het centrum fietsen?

Slide 10 - Tekstslide

De aangehaalde autoriteit is geen deskundige.

Voorbeeld
De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal.

Slide 11 - Tekstslide

Er wordt iets gerechtvaardigd omdat het al lang bestaat of zo wordt gedaan.

Voorbeeld
We gaan het nieuwe systeem niet testen, omdat we ons orderproces altijd met de hand hebben gedaan en dat heeft nooit problemen gegeven.

Slide 12 - Tekstslide

Persoonlijke aanval op de tegenstander om zijn geloofwaardigheid in twijfel te trekken en zodoende ook zijn standpunt. De persoon die dit argument uitspreekt gaat ook niet in op de inhoud, maar op de deelnemer van de discussie.

Voorbeeld
Wat weet een dronkenlap zoals jij van politiek?

Slide 13 - Tekstslide

Een standpunt wordt zo gepresenteerd dat het lijkt alsof er geen bewijs nodig is. Of een standpunt wordt zo geformuleerd dat de ander moet bewijzen dat het niet zo zou zijn.

Voorbeeld
We moeten investeren in nieuwe laptops. Geef me één reden waarom we het niet zouden moeten doen.

Slide 14 - Tekstslide

Je geeft het oorspronkelijke standpunt verkeerd weer.

Voorbeeld
Persoon 1: Ik vind kinderen soms erg luidruchtig.
Persoon 2: Dus jij haat alle kinderen!

Slide 15 - Tekstslide

Iemand speelt in op de emoties van het publiek
Iemand formuleert iets op zo’n manier dat het publiek er niet snel tegenin durft te gaan.

Voorbeeld
Advocaat: Iedereen begrijpt natuurlijk dat deze man veroordeeld moet worden.

Slide 16 - Tekstslide

Hierbij geeft iemand het standpunt als argument, waardoor in feite twee keer hetzelfde wordt gezegd.

Voorbeeld
Jesse geeft aan dat Lotte erg vriendelijk is, omdat ze heel aardig is.

Ik vond het feestje niet leuk, omdat ik me er niet heb vermaakt.

Slide 17 - Tekstslide

Verwerk de leerstof

Schrijf een korte reactie op de tekst en gebruik bewust twee verschillende drogredenen.

Slide 18 - Tekstslide