Afronden richting de toets

Startopdracht

Beantwoord de vragen die hiernaast staan.

Geef antwoord op de vraag
De afstanden die we in Nederland moeten afleggen zijn lang. De fatbike moet dus geen leeftijdsgrens krijgen, want daarmee kun je je sneller verplaatsen. Nederland staat ook bekend om de vrijheid die burgers hebben om in goed vertrouwen eigen keuzes te maken.
Ontleed de argumentatie
1. Teken en benoem de argumentatiestructuur;

2. Welke argumentatieschema's worden gebruikt?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht

Beantwoord de vragen die hiernaast staan.

Geef antwoord op de vraag
De afstanden die we in Nederland moeten afleggen zijn lang. De fatbike moet dus geen leeftijdsgrens krijgen, want daarmee kun je je sneller verplaatsen. Nederland staat ook bekend om de vrijheid die burgers hebben om in goed vertrouwen eigen keuzes te maken.
Ontleed de argumentatie
1. Teken en benoem de argumentatiestructuur;

2. Welke argumentatieschema's worden gebruikt?

Slide 1 - Tekstslide

Vorige weken
Argumenteren moet je leren (let op: toets- én examenstof!)
Leren denken terwijl je leest
Deze les
Drogredenen (herhaling van de leerstof die je zelfstandig hebt doorlopen).
Eerst droge theorie. Daarna zelf toepassen.
Vooruitblik
Maandag: oefenen met toetsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.

Voorbeeld
De patiënt genas na het innemen van een paracetamol, dus dat middel heeft hem genezen.

Iedere eerste maandag van de maand begint Joke een paar minuten voor 12 aan haar lunch. Daarna gaat het luchtalarm af. Dus het luchtalarm gaat af, doordat Joke gaat lunchen.


Slide 3 - Tekstslide

Je kent een bepaalde eigenschap toe aan iemand of iets, terwijl de andere eigenschappen negeert.

Voorbeeld
Zij is een goede weddingplanner, want ze is altijd op tijd.

Jan (40) is heel onvolwassen, want hij spaart autootjes.

Slide 4 - Tekstslide

Iemand beschrijft alle voordelen uitvoerig en laat de nadelen weg
Iemand negeert de voordelen en beschrijft alle nadelen tot in detail.

Voorbeeld
Alle buslijnen zouden ook ‘s nachts moeten rijden, want dan is het rooster flexibeler voor reizigers, is er meer werkgelegenheid, en is de reizigersstroom beter verspreid.

Slide 5 - Tekstslide

Bij een overhaaste generalisatie trekt iemand een conclusie voor een grote groep op basis van één of een paar gevallen. Toevallig of anekdotisch bewijs is geen sterk bewijs om je standpunt te onderbouwen.

Voorbeeld
Ik ben wereldberoemd. Ik werd namelijk een keer herkend in de supermarkt.

Slide 6 - Tekstslide

Bij een verkeerde vergelijking worden twee of meerdere dingen met elkaar vergeleken die niets met elkaar te maken hebben of niet met elkaar vergeleken kunnen worden.

Voorbeeld
Ik vind dat je je dochter gewoon in haar eentje naar IJsland moet laten gaan. Ze mag toch ook alleen naar het centrum fietsen?

Slide 7 - Tekstslide

De aangehaalde autoriteit is geen deskundige.

Voorbeeld
De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal.

Slide 8 - Tekstslide

Er wordt iets gerechtvaardigd omdat het al lang bestaat of zo wordt gedaan.

Voorbeeld
We gaan het nieuwe systeem niet testen, omdat we ons orderproces altijd met de hand hebben gedaan en dat heeft nooit problemen gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke aanval op de tegenstander om zijn geloofwaardigheid in twijfel te trekken en zodoende ook zijn standpunt. De persoon die dit argument uitspreekt gaat ook niet in op de inhoud, maar op de deelnemer van de discussie.

Voorbeeld
Wat weet een dronkenlap zoals jij van politiek?

Slide 10 - Tekstslide

Een standpunt wordt zo gepresenteerd dat het lijkt alsof er geen bewijs nodig is. Of een standpunt wordt zo geformuleerd dat de ander moet bewijzen dat het niet zo zou zijn.

Voorbeeld
We moeten investeren in nieuwe laptops. Geef me één reden waarom we het niet zouden moeten doen.

Slide 11 - Tekstslide

Je geeft het oorspronkelijke standpunt verkeerd weer.

Voorbeeld
Persoon 1: Ik vind kinderen soms erg luidruchtig.
Persoon 2: Dus jij haat alle kinderen!

Slide 12 - Tekstslide

Iemand speelt in op de emoties van het publiek
Iemand formuleert iets op zo’n manier dat het publiek er niet snel tegenin durft te gaan.

Voorbeeld
Advocaat: Iedereen begrijpt natuurlijk dat deze man veroordeeld moet worden.

Slide 13 - Tekstslide

Hierbij geeft iemand het standpunt als argument, waardoor in feite twee keer hetzelfde wordt gezegd.

Voorbeeld
Jesse geeft aan dat Lotte erg vriendelijk is, omdat ze heel aardig is.

Ik vond het feestje niet leuk, omdat ik me er niet heb vermaakt.

Slide 14 - Tekstslide

Verwerk de leerstof

Schrijf een korte reactie op de tekst en gebruik bewust twee verschillende drogredenen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Je krijgt geen puntenaftrek voor woordoverschrijding, maar een gegeven antwoord buiten het woordenaantal telt niet mee.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Rond je module af
Herhaal de theorie
Oefen met de deelonderwerpen
Je leert zelfstandig en in stilte
Hulp nodig?
Noteer je vraag en ga door met de volgende vragen.


Klaar?
Maak de opdrachten vanaf pagina 48 uit je module (synthese).
timer
18:00

Slide 27 - Tekstslide