Wanneer heb jij iets bereikt doordat je niet hebt opgegeven?
Slide 5 - Tekstslide
Argumenteren
Nieuw Nederlands - Hoofdstuk 2
Slide 6 - Tekstslide
Doelen
Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.
Ik kan argumenatieschema's herkennen en benoemen.
Slide 7 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Slide 8 - Tekstslide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
HET WAS EEN LEUKE LES
⇑
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
Slide 9 - Tekstslide
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
DE DOCENT MOET NIET TE LANG AAN HET WOORD BLIJVEN
DE UITLEG MOET KORT EN BONDIG ZIJN
IK KAN ME SLECHTS VIER MINUTEN CONCENTREREN
Slide 10 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijkeargumenten
Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument.
Bij onafhankelijkeargumenten zijn de argumenten los van elkaar te gebruiken; ze hebben elkaar niet nodig. Tussen de twee blokjes naast elkaar past het woord EN.
Slide 11 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijkeargumentatie kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk, vormen een combinatie.
Slide 13 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie
IK GA NIET STUDEREN IN LEIDEN
MIJN BROER WOONT DAAR IK WIL NIET IN DEZELFDE STAD STUDEREN ALS MIJN BROER
Slide 14 - Tekstslide
Oefenen
Maken opdracht 1
(zin 1 t/m 4)
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
par. 3 Argumentatieschema's
Slide 17 - Tekstslide
argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd.
Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.
Slide 18 - Tekstslide
argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd.
Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.
Slide 19 - Tekstslide
argumentatie kan gebaseerd zijn op
• oorzaak en gevolg;
• kenmerk of eigenschap;
• voor- en nadelen;
• voorbeelden;
• vergelijking;
• autoriteit.
Slide 20 - Tekstslide
oorzaak gevolg
Een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of andere gebeurtenis.
Je kunt beter op maximale ondersteuning starten (oorzaak en stp), want dan ben je eerder op (kruis-) snelheid (gevolg en arg.) en daardoor (dus) is je stabiliteit beter (gevolg van gevolg en arg.).
Slide 21 - Tekstslide
kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. Deze gedachte wordt meestal niet expliciet vermeld.
Dictatoriale leiders zijn het niet gewend om kritisch bejegend te worden (argument). Geen wonder dat Kim Jung-un veel moeite heeft met kritiek die hij vanuit het buitenland krijgt (standpunt).
Slide 22 - Tekstslide
voor- en nadelen
Bij dit type argumentatie wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen en op basis van de uitkomst wordt er een oordeel uitgesproken.
Alleen voordelen: argumentatie op basis van voordelen
Alleen nadelen: argumentatie op basis van nadelen
Slide 23 - Tekstslide
voor- en nadelen
Als iemand een tussenjaar neemt, is hij misschien wel meer gemotiveerd voor zijn vervolgstudie. Ook is een jaartje uitrusten natuurlijk niet zo gek (voordelen: argumenten vóór). Daar staat tegenover dat zo iemand wel helemaal uit zijn studieritme raakt en daar misschien ook nooit meer echt goed in raakt, met alle gevolgen van dien (nadelen: argumenten tegen). Een tussenjaar nemen is niet altijd verstandig (standpunt).
Slide 24 - Tekstslide
vergelijking
Er wordt een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook wel zo zijn.
Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen (standpunt); de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst immers ook niet meer salaris (argument).
Slide 25 - Tekstslide
voorbeelden
Een standpunt kan ondersteund worden door voorbeelden. Die voorbeelden zijn dan de argumenten.
Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s (standpunt). Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ’s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee (argumenten).
Slide 26 - Tekstslide
autoriteit
Wanneer een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron, bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.
Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhooggaan (standpunt). De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst in een interview ook gezegd (argument).
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Oefenen
Herkennen argumentatieschema's
+
'Desinteresse in de moestuin'
Slide 29 - Tekstslide
Doelen
Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.