Geef van elk organisatieniveau een voorbeeld uit de volgende tekst
Molecuul, organel, weefsel, orgaan, populatie
Slide 10 - Tekstslide
Lees de tekst goed door: Producten met veel cholesterol verhogen de kans op hart- en vaatziekten. Aan de binnenkant van een bloedvat ontstaat een vetachtige ophoping, die de wand minder elastisch maakt en de bloedstroom belemmert. Als dit gebeurt bij de wand van een kransslagader, kan een gedeelte van het hartspierweefsel gebrek aan zuurstof en voedingstoffen krijgen. Hierdoor vindt in de mitochondriën geen verbranding meer plaats en sterft een deel van de hartspier af (hartinfarct). Niet iedereen is even gevoelig voor het ophopen van cholesterol. In sommige families komen hartinfarcten vaker voor dan gemiddeld.
Slide 11 - Tekstslide
2. OB - begripskennis/stampwerk
Bekijk de dierlijke cel, binas 71C
Beschrijf van 6 celorganellen de functie zo duidelijk mogelijk op
Schrijf ook de organellen op waarvan je (nog) niet weet wat de functie is.
Slide 12 - Tekstslide
3. OB - begripskennis/stampwerk
Men legt enkele cellen uit een normale aardappel in gedestilleerd water.
Wat gebeurt er met de osmotische waarde van de cellen?
En met de turgor?
Slide 13 - Tekstslide
4. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
Het oogdiertje is protist, een eencellig eukaryoot organisme unieke kenmerken.
Geef aan om welke reden het organisme geen plant, dier, schimmel of bacterie is.
Slide 14 - Tekstslide
5. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
Amoeben zijn eencellige diertjes die onder andere in slootwater leven. Bij deze diertjes komen 'kloppende vacuolen' voor. Hiermee wordt overtollig water naar buiten gepompt. Er wordt een experiment uitgevoerd waarbij een aantal uit slootwater afkomstige amoeben in zeewater worden gelegd en een aantal in gedestilleerd water.
A Eén van beide groepen amoeben verliest door osmose water. Welke groep is dat? B Bij welke groep amoeben zullen kloppende vacuolen aanwezig zijn die met hoge frequentie samentrekken?