Les 3 (6 september 2024)

L2 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het met huiswerk?
2. Online leeromgeving

3. Cursus 1 Meer dan lezen Cursus §1 Woordstrategieën herhalen plus huiswerk bekijken 
4. Meer dan lezen §2 Hoofdgedachte en onderwerp + tekstdoelen

6. Quizzen tussendoor  
6. Huiswerk komende week 

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

L2 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het met huiswerk?
2. Online leeromgeving

3. Cursus 1 Meer dan lezen Cursus §1 Woordstrategieën herhalen plus huiswerk bekijken 
4. Meer dan lezen §2 Hoofdgedachte en onderwerp + tekstdoelen

6. Quizzen tussendoor  
6. Huiswerk komende week 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het met huiswerk maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Hoe lang duurde het huiswerk maken ongeveer?
minder dan 1.5 uur
meer dan 1.5 uur

Slide 3 - Poll

Woordstrategieën

  • Synoniem
  • Omschrijving 
  • Definitie
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling
  • Bekend woorddeel
  • Illustratie



Slide 4 - Tekstslide

Woordstrategieën (herh.)
1. Synoniem zoeken: je zoekt een ander woord met dezelfde betekenis
2. Omschrijving zoeken: een uitleg van het woord
3. Definitie zoeken: een nauwkeurige omschrijving
4. Voorbeeld zoeken: te herkennen aan zo, zoals, bijvoorbeeld, dubbele punt

Slide 5 - Tekstslide

Woordstrategieën
5.  Tegenstelling zoeken: de tegenovergestelde betekenis
Aanwezig/afwezig, heerser/onderdaan
6. Bekend woorddeel zoeken: een deel van het woord dat je wel kent
Geluidloos, criminoloog (denk ook aan andere talen)



Slide 6 - Tekstslide

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'nors'?
Onze buurman doet meestal nogal nors, maar zijn vrouw is erg vriendelijk.
A
erg
B
vriendelijk
C
buurman
D
zijn vrouw

Slide 7 - Quizvraag

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'aanvankelijk'? "Aanvankelijk vond ik wiskunde een moeilijk vak en ook mijn klasgenoten snapten er eerst maar weinig van".

Slide 8 - Open vraag

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'zoetwaren'? "Zijn de meeste mensen dol op zoetwaren, zoals snoep, jam en gebak"?

Slide 9 - Open vraag

Onderwerp van een tekst
- Het onderwerp van een zin is...
- Het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat. 
- Dit kun je vaak met  één woord zeggen, of met een paar woorden. 
- Het is handig om het onderwerp van de tekst te weten voordat je gaat lezen, want dan begrijp je sneller wat je leest. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdgedachte van een tekst
- De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. 
- Bij het onderwerp kleding kan de hoofdgedachte zijn: 
"We gooien steeds meer kleding weg", maar ook: "Via sociale media en internet kun je tegenwoordig gemakkelijk kleding ruilen".

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een hoofdgedachte (van een tekst)
A
een gedachte in je hoofd
B
samenvatting van de tekst in één zin
C
samenvatting van een tekst
D
de laatste zin van een tekst

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van een tekst?
Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 13 - Quizvraag

Welke leestrategie gebruik je om de hoofdgedachte in een tekst te vinden?
A
orienterend lezen
B
precies lezen
C
globaal lezen
D
zoekend lezen

Slide 14 - Quizvraag

Even Oefenen
We gaan even kijken naar een tekst (deze staat ook in Cursus 1, paragraaf 2).  en maken opdracht 1.1. en 1.2. 

Als je volgende week je boek krijgt, dan kun je de tekst ook vinden in het boek op blz 19. 


Slide 15 - Tekstslide

Even Oefenen
Upcycling: zo geniet je langer van je kleding
Jeniah (12) uit Rotterdam maakt veel scrunchies. Kleren maken probeert ze soms ook. ‘Dan wil ik oude dingen een make-over geven, maar dat lukt niet altijd. Daarom wilde ik er weleens meer over leren.’ Dat kon op een H&M-workshop over het leuker en mooier maken van oude kleding. ‘Upcycling’ noemen ze dat.
 ‘Ik had een oud gestreept shirt meegenomen. Ze hadden daar een rek vol kleding. Daar koos ik een blouse met bloemen uit.’ Daarna maakte Jeniah een schets van haar ‘nieuwe’ kledingstuk: een combi van de twee oude. ‘Toen kregen we uitleg over de naaimachines. De mouwen en de onderkant van de blouse hebben we aan mijn oude shirt genaaid. Ik ben er superblij mee.’Jeniah vond het tof dat ze veel zelf mocht doen. ‘Ik kreeg wel hulp, maar alleen als ik vastliep.’

Slide 16 - Tekstslide

Even Oefenen
 Jeniah, die later ontwerpster wil worden, heeft haar creatie al twee keer aangehad. ‘Het voelde heel fijn. Kleren weggooien vind ik zonde. Steeds nieuwe dingen kopen is slecht voor het milieu. Ik ga voor een naaimachine sparen en als ik die heb, wil ik meer dingen maken. Door kleren opnieuw te dragen, help je de aarde een beetje.’

Naar: Judie Jaspers, kidsweek.nl

Wat is het onderwerp van de tekst?

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 17 - Tekstslide

"Ik weet het verschil tussen het onderwerp van een tekst en de hoofdgedachte"
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 18 - Poll

Lesafsluiting
Volgende week weer fysiek les op school! 
- Jullie gaan dan onder anderen een DIAtoets maken
- En ook een beetje lezen: neem je leesboek mee :-) & huiswerkschrift

Huiswerk 
▪ Cursus 1 meer dan lezen §1 & 3 leer de theorie - kun je de strategieën toepassen en doelen herkennen? Maak opdracht 8 & 9. Lees ook "Zelf aan de slag met onbekende woorden"      
▪ §2 Onderw + hoofdgedachte: lees theorie en maak opdracht 1 en 2

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 1 Meer dan lezen   
▪ §3 Tekstdoelen en tekstsoorten:  Opdracht 1

a filmtip – activeren
b gebruiksaanwijzing– instrueren
c montagehandleiding – instrueren 
d nieuwsbericht – informeren
e raadsel – amuseren
f supermarktfolder – activeren 
g tekst over de voordelen van groene stroom – overtuigen
h uitnodiging – activeren

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 1 (Meer dan lezen) opdracht 4:  

1 a nors – onaardig                                   tegenstelling
b aanvankelijk – in het begin                synoniem
c zoetwaren – suikerrijk voedsel          voorbeeld(en)
d hint – tip                                                  synoniem
e beheerst – kalm                                     tegenstelling
f robotisering – werkovername door apparaten               bekend woorddeel



Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 1 (Meer dan lezen) opdracht 5:  

- onwaarschijnlijk (tekst 2, al. 1) – haast niet mogelijk – bekend woorddeel 
- componisten (tekst 2, al. 1) – schrijvers van muziekstukken – voorbeelden 
- beklemtonen (tekst 2, al. 2) – met nadruk zeggen – bekend woorddeel 
- functioneren (tekst 2, al. 3) – werken – synoniem
- aantonen (tekst 3, al. 1) – bewijzen – bekend woorddeel 
- onaangename (tekst 3, al. 2) – vieze – tegenstelling

2 Stimuleren betekent: prikkelen; actief maken

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 5 Grammatica §3 Onderwerp: Opdracht 2.1, 2.2, 2.3 (getalsproef toepassen)
PV is onderstreept.
OW is vet gedrukt. 

 a De vele beterschapskaarten / hebben / Ingela / verrast.
b Aanstaande zaterdag / zullen / we / de buren / wegbrengen / naar het vliegveld.
c De onrijpe kersen / worden / door de plukkers / apart / gehouden.
d Op het strand / zien / de badgasten / meerdere strandwachten / rondlopen.
e Hoeveel pakketjes / vervoert / de chauffeur van deze bus / op een dag?
f In Rotterdam / heeft / de politie / onlangs / een drugslab / ontmanteld.




Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 5 Grammatica  §3 Onderwerp: Opdracht 1.1, 1.2, 1.3. (stel vraag wie/wat + PV?
PV is onderstreept.
OW is vet gedrukt. 

a ’s Avonds / zie / je / op de kermis / veel verliefde stelletjes.
b Op zon- en feestdagen / zal / de nieuwe eigenaar / zijn café / sluiten.
c Volgens mij / heeft / de bakker / heerlijke truffels / gemaakt.
d Om 7 uur ’s morgens / behandelt / de fysiotherapeut / zijn eerste patiënt.
e Dit tuincentrum / heeft / vierkante parasols / in de aanbieding.
f Op de bodem van de fontein / liggen / duizenden muntjes.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 1 Meer dan lezen   
▪ §3 Tekstdoelen en tekstsoorten: Opdracht 2

infrastructuur (tekst 1) – alles wat hoort bij verbindingen tussen plaatsen
voorzieningen (tekst 1) – zaken die nodig/nuttig zijn
realiseren (tekst 1) – verwerkelijken; maken
hanenpoten (tekst 5) – lelijk geschreven letters
ontcijferen (tekst 5) – achterhalen wat er staat
bevoegd zijn (tekst 5) – toestemming hebben


Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden huiswerkopdracht
Cursus 1 Meer dan lezen   
▪ §3 Tekstdoelen en tekstsoorten: theorie en opdracht 1, 2 3
Opdracht 2

infrastructuur (tekst 1) – alles wat hoort bij verbindingen tussen plaatsen
voorzieningen (tekst 1) – zaken die nodig/nuttig zijn
realiseren (tekst 1) – verwerkelijken; maken
hanenpoten (tekst 5) – lelijk geschreven letters
ontcijferen (tekst 5) – achterhalen wat er staat
bevoegd zijn (tekst 5) – toestemming hebben


Slide 26 - Tekstslide