Woorden thema vakantie (diverse)

heet
Als iets een heel hoge temperatuur heeft.


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

heet
Als iets een heel hoge temperatuur heeft.


Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
heet

Slide 2 - Open vraag

jaarlijks
Iets wat elk jaar gebeurt.

Slide 3 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
jaarlijks

Slide 4 - Open vraag

Welk woord moet het zijn?
  • iets onder stromend water houden om het schoon te maken
  • dit woord gebruik je om te zeggen dat het zo is of dat je dat ook vindt;
  • een situatie waar je last van hebt;
  • de taak van iemand anders gaan doen;
  • ander woord voor: al 
Antwoorden
afspoelen, inderdaad, het ongemak, overnemen, reeds

Slide 5 - Tekstslide

Als ik op vakantie ben, heb ik na een week soms............naar mijn eigen bed.

Slide 6 - Open vraag

Ik vind Amerika de leukste .............. om naar toe te gaan als ik vakantie heb.

Slide 7 - Open vraag

het ongeluk

Slide 8 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
het ongeluk

Slide 9 - Open vraag

de paraplu

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
de paraplu

Slide 11 - Open vraag

Het verhaal
Flynn vertelt: We gaan nooit op vakantie, maar vorig jaar hadden mijn ouders een verrassing: we gingen in de zomervakantie met de auto naar Duitsland. Het was een lange reis, we moesten tien uur in de auto zitten. Mijn broertje vond dit niet fijn. Hij werd erg misselijk van het reizen. Hij kreeg van mijn moeder een medicijn tegen reisziekte, maar dat hielp niet.
Hij moest een paar keer overgeven. Dat was echt vies!
In Duitsland was het best leuk. We gingen naar een pretpark met heel veel spannende attracties. Ik vond dat super. Het was ook plezierig dat het niet zo druk was. We hoefden daarom nergens lang te wachten.
Aan het einde van de vaakntie kreeg ik toch een beetje heimwee. Ik was dus ook blij toen we weer thuis waren.

Slide 12 - Tekstslide

de vakantie
De tijd dat je niet naar school hoeft of waarin je niet hoeft te werken.

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
de vakantie

Slide 14 - Open vraag