20 Vakantie - Problemen op vakantie (roze)

Thema 20 vakantie 
Tekst: Problemen op vakantie (roze)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 20 vakantie 
Tekst: Problemen op vakantie (roze)

Slide 1 - Tekstslide

bewegen (ww)
van plaats laten veranderen, zorgen dat iets op een andere plaats komt

zin: Wij hebben vandaag met sporten veel bewogen.

TT => Ik beweeg, jij beweegt, wij bewegen
VT => ik bewoog, wij bewogen (sterk ww)
VTD => ik heb bewogen



Slide 2 - Tekstslide

Samen lezen

Slide 3 - Tekstslide

daardoor 
door die oorzaak
(oorzaak => waardoor het komt)

ZINNEN
Daardoor word je misselijk en moet je overgeven.
De trein had vertraging. Daardoor kwam de leerling te laat op school.

Slide 4 - Tekstslide

dichthouden (ww)
zo houden dat iets gesloten blijft

tegenstelling => openhouden

zin: Ik heb de deur dichtgehouden.

TT => ik houd ... dicht, hij houdt ... dicht, wij houden ... dicht
VT => ik hield ... dicht, wij hielden .. dicht (sterk ww)
VTD => ik heb ... dichtgehouden



Slide 5 - Tekstslide

woorden
  1. bewegen 
  2. daardoor
  3. dichthouden
  4. klaarliggen
  5. het kwartier
  6. de muggenstift
  7. overgeven
  8. prettig
  9. meenemen
  10. de reis
  11. de reisziekte
  12. voorin

Slide 6 - Tekstslide

klaarliggen (ww)
gereed zijn

zin: Ik heb alle spullen op mijn bureau klaargelegd.

TT => het ligt klaar
VT => het lag klaar (sterk ww)
VTD => ik heb het klaargelegen

Slide 7 - Tekstslide

het kwartier
een vierde deel van een uur, 15 minuten

het kwartier => de kwartieren

Slide 8 - Tekstslide

de muggenstift
een pen die helpt tegen de jeuk van een muggenbult

de muggenstift => de muggenstiften

Slide 9 - Tekstslide

overgeven (ww)
als eten uit je maag door je mond naar buiten komt, meestal als je ziek bent

TT => ik geef over, hij geeft over, wij geven over
VT => ik gaf over (sterk ww)
VTD => ik heb overgegeven

Slide 10 - Tekstslide

prettig
iets wat een goed gevoel geeft, plezierig, aangenaam

prettig => prettige

tegenstelling => onprettig

Slide 11 - Tekstslide

meenemen (ww)
zorgen dat je iets of iemand bij je hebt

zin: Ik neem mijn rugtas met spullen mee naar school.

TT => ik neem ... mee, hij neemt ... mee, wij nemen ... mee
VT => ik nam ... mee (sterk ww)
VTD => ik heb ... meegenomen

Slide 12 - Tekstslide

de reis
als je van de ene plaats naar een andere plaats gaat

de reis => de reizen

Slide 13 - Tekstslide

voorin
in het voorste deel

tegenstelling => achterin

zin: De bestuurder zit voorin de auto.




Slide 14 - Tekstslide

de reisziekte
misselijk zijn door het bewegen van de auto of de boot waar je in zit

de reisziekte => de reisziektes

Slide 15 - Tekstslide

Er zitten vier ... in een uur.

Slide 16 - Open vraag

Waar zit jij liever 'voorin' of 'achterin'?
(auto of bus)

Slide 17 - Woordweb

Wat betekent het woord 'prettig'?
A
iets wat geen goed gevoel geeft
B
onplezierig
C
iets wat een goed gevoel geeft
D
heel vervelend

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'klaarliggen'?
A
zo houden dat iets gesloten blijft
B
gereed zijn

Slide 19 - Quizvraag

Sara (bewegen) veel in de klas.
A
beweeg
B
bewegen
C
bewoeg
D
beweegt

Slide 20 - Quizvraag

Maak een zin met het werkwoord 'dichthouden'.

Slide 21 - Open vraag

Maak een verhaaltje met de woorden: '(de) reis', 'meenemen' en '(de) muggenstift'.

Slide 22 - Open vraag

Maak een verhaaltje met de woorden: '(de) auto', 'bewegen', '(de) reisziekte' en 'overgeven'.

Slide 23 - Open vraag

De trein was vandaag te laat en ... ben ik te laat op school.

Slide 24 - Open vraag

Quizlet
https://quizlet.com/nl/813335849/disk-thema-20-vakantie-woordenschat-bij-tekst-problemen-op-vakantie-roze-flash-cards/

Slide 25 - Tekstslide