tijd in verhalen

Lekker lezen; Fictie KLAS 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lekker lezen; Fictie KLAS 3

Slide 1 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
  • Je leert het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd.
  • Je weet wat chronologisch betekent.
  • Je weet wat vertelspectief is en kunt ik- en hij/zij perspectief herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Tijd in verhalen 
  1. De tijd waarin een verhaal zich afspeelt.
  2. De vertelde tijd binnen een verhaal. 


Slide 3 - Tekstslide

In welke tijdsperiode speelt het verhaal zich af?
Er zijn verschillende manieren hoe een schrijver kan laten zien in welke tijd het verhaal speelt

1) Door een jaartal te noemen. 
2) Door bekende personen van vroeger in het verhaal te laten voorkomen. 
3) Door te vertellen over bekende gebeurtenissen uit het verleden. 
4) Door te vertellen over gebruiken, gewoontes, voorwerpen, kleding en eten uit de tijd van het verhaal. 
 

Slide 4 - Tekstslide

Virginia schoof haar mobiel over de tafel naar Jill en liet 
het filmpje afspelen. Het gehuil van het jongetje, het 
geschreeuw van de hooligans, het roepen van de angstige 
treinpassagiers, zelfs het geluid van iemand die werd 
geslagen, klonk blikkerig door de keuken. 
Jill staarde naar het schermpje. ‘Heb jij ook gefilmd …’ 
begon ze. 

Ze viel stil, legde haar sigaret weg op de rand van de 
asbak, boog zich dieper over het kleine scherm, en tuurde 
ingespannen. Aan het verstrakken van haar kaken zag Virginia 
dat ze hem herkende. Haar Tonny. Tonny de hooligan, die 
zijn zoon toeknikte, terwijl die een conducteur bijna 
doodtrapte. 

Slide 5 - Tekstslide

In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Waaraan zie je dit?


Slide 6 - Open vraag

Eva probeert op de wekker te kijken. Ze schrikt van stemmen op straat.
‘Daar … daar gaan ze. Allemaal Duitse vliegtuigen!’ roept iemand.
‘Het is zover!’ klinkt een vrouwenstem. ‘Mijn God, het is zover. We zijn verloren!’
De slaapkamerdeur gaat open. Daar staan papa en mama, hand in hand.
‘Lieve schatten. Het is oorlog. De Duitsers zijn vannacht Nederland binnengevallen.
Tien mei is het. Bijna Pinksteren.’ Papa heeft tranen in zijn ogen.
‘Hoor, onweer’, zegt Lisa die nu ook wakker is.
‘Oorlog’, fluistert papa. ‘Dit is het grootste onweer dat we ooit zullen meemaken.’


Slide 7 - Tekstslide

In welke tijd speelt dit verhaal zich af? Waaraan zie je dit?

Slide 8 - Open vraag

De tijd die voorbij gaat kan ook belangrijk zijn.
Een verhaal kan gaan over 1 dag van 7:00 uur 's morgens tot 23:00 uur 's avonds. De tijd die voorbij gaat is dan 16 uren. 
De schrijver  geeft aanwijzingen over de tijd die voorbij gaat.
 Hij vertelt bijvoorbeeld of het ochtend is, of avond. Of hoe laat het is. Of het een week later is, of hij noemt een maand of een leeftijd van een persoon. 

Slide 9 - Tekstslide

Vertelde Tijd
chronologisch - op volgorde. 

niet chronologisch:
Je springt heen en weer in de tijd.


Bekijk dit filmpje en let op sfeer en tijd.

Slide 10 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
  • Je leert het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd.
  • Je weet wat chronologisch betekent.
  • Je weet wat vertelspectief is en kunt ik- en hij/zij perspectief herkennen

Slide 11 - Tekstslide