Peter heeft de wedstrijd gewonnen.
Vraag:
Wie of wat heeft gewonnen?
Antwoord:
Peter. Peter is dus het onderwerp.
Het kind eet een appel.
Verander het getal van de persoonsvorm:
Het kind eten een appel.
De kinderen eten een appel.
Het kind moest van getal veranderen, dus Het kind is het onderwerp