Inflatie - koopkracht - etc.

Examenvoorbereiding
Sociale zekerheid - werkloosheid - Inflatie - koopkracht - (de)nivelleren -
economische groei - werkgelegenheid 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding
Sociale zekerheid - werkloosheid - Inflatie - koopkracht - (de)nivelleren -
economische groei - werkgelegenheid 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
  • Welkom
  • Doel van de les: Bespreken van en oefenen met      begrippen  die vaak in het examen terugkomen.
  • Kwh even een sommetje oefenen
  • Sociale zekerheid - werkloosheid - consumentenvertrouwen
  • Inflatie - koopkracht - (de)nivelleren - 
  • Economische groei - werkgelegenheid
     

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens het examen:
Maak gebruik van de strategieën:
- Gegeven - Gevraagd - Oplossing
of
- Werkwoord - onderwerp - voorwaarden
- Herhaal de vraag in het antwoord
- Maak je antwoord af met €,$,% -> verplicht
- Schrijf altijd een berekening op -> verplicht
- Blokletter bij meerkeuzevragen -> verplicht

- Staan je instellingen goed? 
- een punt op je rekenmachine = komma!
Een komma op je rekenmachine = punt!

Slide 3 - Tekstslide

Marcia krijgt van Solarcity bv een schatting van de verwachte opbrengsten per jaar.
gemiddelde jaaropbrengst per zonnepaneel 270 kWh
eigen verbruik 2.500 kWh
Het teveel opgewekte kWh (kilowattuur) kan worden verkocht aan het energiebedrijf voor € 0,21 per kWh.
Bereken welk bedrag de familie kan ontvangen van het energiebedrijf als er 16 zonnepanelen worden aangeschaft en deze het verwachte rendement opleveren. Schrijf je berekening op.
2 puntenvraag!

Slide 4 - Open vraag

Uit je hoofd leren!

Slide 5 - Tekstslide

Voor de overheid ontstaan er nog meer uitgaven die verband houden met de toenemende vergrijzing in Nederland. De overheid wil bezuinigen op deze uitgaven.
--> Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.

Een manier waarop de overheid kan bezuinigen op de sociale zekerheid is de leeftijd waarop men aanspraak kan maken op een AOW-uitkering te …(1)... (verhogen / verlagen). De AOW-uitkering wordt deels betaald uit …(2)… (sociale premies / zorgpremies) van de werkenden en in toenemende mate door belastinginkomsten
A
verhogen - sociale premies
B
verhogen - zorgpremies
C
verlagen - sociale premies
D
verlagen - zorgpremies

Slide 6 - Quizvraag

De overheid wil met belastingmaatregelen de economische zelfstandigheid van vrouwen stimuleren, nu tegenwoordig bijna 40% van de huwelijken eindigt in een echtscheiding. Tegelijkertijd kunnen de
overheidsuitgaven aan sociale voorzieningen dalen.
--> Leg uit dat de uitgaven aan sociale voorzieningen kunnen dalen als meer vrouwen economisch zelfstandig zijn.

Slide 7 - Open vraag

Mark: “In economisch mindere tijden stijgt de werkloosheid. Dit heeft gevolgen voor de uitgaven aan de sociale zekerheid.”
--> Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.

Ontslagen werknemers kunnen, als ze voldoen aan een aantal voorwaarden, een …(1)… (WIA-uitkering / WW-uitkering) ontvangen.
Deze …(2)… (volksverzekering / werknemersverzekering) is een …(3)… (sociale verzekering / sociale voorziening).
A
WIA - volksverzekering - sociale verzekering
B
WW - volksverzekering - sociale voorziening
C
WW - werknemers verzekering - sociale verzekering
D
WIA - werknemers verzekering - sociale voorziening

Slide 8 - Quizvraag

De AOW-uitkering is een …(1)… (particuliere / sociale) verzekering en behoort tot de …(2)… (volksverzekeringen / werknemersverzekeringen).
De AOW wordt betaald uit …(3)… (belastingen / sociale premies).
A
particuliere - volksverzekering - belastingen
B
particuliere - werknemers verzekering - sociale premies
C
sociale - volksverzekering - sociale premies
D
sociale - werknemersverzekering - belastingen

Slide 9 - Quizvraag

Soorten werkloosheid
  1. Conjucturele werkloosheid
  2. Structurele werkloosheid
  3. Seizoenswerkeloosheid
  4. Regionale werkloosheid
  5. Frictiewerkloosheid

Slide 10 - Tekstslide

4

Slide 11 - Video

02:07
Hoe heet de werkloosheid die ontstaat doordat de bestedingen van
mensen afnemen?
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 12 - Quizvraag

02:23
De verplaatsing van Puuls garnalenpellerij naar Marokko leidde tot ontslag van werknemers in Volendam.
--> Is hier sprake van structurele werkloosheid of conjuncturele werkloosheid
voor de Volendammer werknemers? Verklaar je antwoord.
HERHAAL DE VRAAG IN HET ANTWOORD

Slide 13 - Open vraag

03:29
“Ik was één van de mensen die ontslagen werd. Met dank voor bewezen diensten. Van het ene op het andere moment was ik werkloos.”
Hoe heet de werkloosheid die het gevolg is van dit soort nieuwe productiemethodes?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictie werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

04:03
De behoefte van werkgevers aan werknemers gaat over de …(1)…
(aanbodkant / vraagkant) van de arbeidsmarkt. Als afgestudeerden geen
werk kunnen vinden, omdat hun opleiding niet aansluit op de behoefte van
de werkgevers, is er sprake van …(2)… (conjuncturele / structurele)
werkloosheid.
A
aanbodkant - conjuncturele
B
aanbodkant - structurele
C
vraagkant - conjuncturele
D
vraagkant - structurele

Slide 15 - Quizvraag

Consumentenvertrouwen
  • Hoog consumentenvertrouwen -> veel geld in de economie door de consument
  • Laag consumentenvertrouwen -> minder uitgeven / sparen



Slide 16 - Tekstslide

Het consumentenvertrouwen is een belangrijke maatstaf voor de ontwikkeling van de consumptieve bestedingen en de bereidheid om te gaan sparen.
Wat is een logisch gevolg als het consumentenvertrouwen daalt?
A
Dan gaan de consumenten meer besteden én meer sparen.
B
Dan gaan de consumenten meer besteden én minder sparen.
C
Dan gaan de consumenten minder besteden én meer sparen.
D
Dan gaan de consumenten minder besteden én minder sparen.

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer de consument veel vertrouwen heeft in de economie dan zal dit
een positieve invloed hebben op zijn koopbereidheid. Een hoge
spaarrente kan dit positieve verband echter verstoren.
--> Leg uit dat een hoge spaarrente dit verband kan verstoren.

Slide 18 - Open vraag

Koopkracht (inkomen - inflatie)

Slide 19 - Tekstslide

Anne merkt dat haar nettoloon in 2023 gelijk blijft in vergelijking met 2022. Toch daalt haar koopkracht.
--> Leg uit hoe de koopkracht van Anne kan dalen als haar nettoloon gelijk blijft.
HERHAAL DE VRAAG IN HET ANTWOORD

Slide 20 - Open vraag

Annet zegt: “Het is gevaarlijk om de lonen te veel te verhogen. Hierdoor kan juist inflatie ontstaan.”
Hieronder staan enkele tussenstappen:
1 grotere vraag naar goederen
2 de vraag overtreft het aanbod
3 meer koopkracht
A
loonsverhoging --> 2 -->1 --> 3 --> inflatie
B
loonsverhoging --> 2 --> 3 -->1 --> inflatie
C
loonsverhoging --> 3 --> 1 --> 2--> inflatie
D
loonsverhoging --> 3 --> 2 --> 1 --> inflatie

Slide 21 - Quizvraag

Lenen van geld moet kunnen, volgens Kees, want hij verdient gelukkig elk jaar meer geld. Kees heeft nu een salaris van netto € 1.800 per maand. Vorig jaar verdiende hij € 1.770. De inflatie is 1,1 procent.
--> Is de koopkracht van Kees toegenomen of afgenomen? Schrijf je berekening op. (Welke % formule heb je nodig?)

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat is nivellering?
A
Het verkleinen van inkomensverschillen.
B
Het vergroten van inkomensverschillen.
C
Het gelijk houden van inkomensverschillen.
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 24 - Quizvraag

Wat kan de overheid nog meer doen aan nivellering?
A
Ze kunnen de rijke mensen subsidie geven
B
Ze kunnen de arme mensen uitkering geven
C
Ze kunnen de btw verhogen
D
Ze kunnen alle belastingen afschaffen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen nivellering en denivellering?
A
Nivellering en denivellering hebben hetzelfde doel
B
Nivellering verkleint inkomensverschillen, denivellering vergroot deze
C
Nivellering en denivellering hebben betrekking op de prijsvorming
D
Nivellering vergroot inkomensverschillen, denivellering verkleint deze

Slide 26 - Quizvraag

Mensen met een laag inkomen kunnen een tegemoetkoming voor studiekosten aanvragen bij de gemeente. De regeling voor de tegemoetkoming in studiekosten heeft invloed op de verhoudingen tussen de netto-inkomens.
Deze regeling werkt
A
denivellerend, want het verschil tussen lage en hoge inkomens wordt in verhouding groter.
B
denivellerend, want het verschil tussen lage en hoge inkomens wordt in verhouding kleiner.
C
nivellerend, want het verschil tussen lage en hoge inkomens wordt in verhouding groter.
D
nivellerend, want het verschil tussen lage en hoge inkomens wordt in verhouding kleiner.

Slide 27 - Quizvraag

Economische groei (of krimp)
De stijging van het BBP noemen we economische groei 
en de daling noemen we krimp. 

Slide 28 - Tekstslide

Gevolgen economische groei voor 
Overheid
  • Inkomsten stijgen
  • Uitgaven nemen af
Werkenden
  • Er is meer werk
  • Premies en belasting kunnen omlaag (nettoloon wordt hoger)

Slide 29 - Tekstslide

Geef (door middel van slepen) aan wat wel / niet gevolgen zijn van economische groei. 
Wel
Niet
Minder uitkeringen
Meer koopkracht
Meer werkgelegenheid
Minder welvaart

Slide 30 - Sleepvraag

Sommige partijen in Nederland willen de staatsschuld niet te snel aflossen, zeker als de economische groei in Nederland tegenvalt. Zij vinden dat de overheid iets aan de tegenvallende economische groei kan en moet doen.
--> Noem een nadeel van het snel aflossen van de staatsschuld als de economische groei laag is. HERHAAL DE VRAAG IN HET ANTWOORD.

Slide 31 - Open vraag

Door de economische groei in de periode 2014-2018 ontstond er krapte op de arbeidsmarkt, met als gevolg dat er veel moeilijk vervulbare vacatures waren.

Economische groei heeft geleid tot krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt.
De …(1)… (beroepsbevolking / werkgelegenheid) stijgt dan
harder dan de …(2)… (beroepsbevolking / werkgelegenheid). De lonen
kunnen gaan stijgen door het achterblijven van …(3)… (de vraag naar /
het aanbod van) arbeid.
A
beroepsbevolking - beroepsbevolking - de vraag naar
B
beroepsbevolking - werkgelegenheid - de vraag naar
C
werkgelegenheid - werkgelegenheid - het aanbod van
D
werkgelegenheid - beroepsbevolking - het aanbod van

Slide 32 - Quizvraag

Het begrotingstekort van de overheid wordt beïnvloed door de economische groei. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat door economische groei het begrotingstekort zal dalen (een kleiner tekort).
Hieronder staan 3 verschijnselen
1 minder uitkeringen
2 werkgelegenheid stijgt
3 werkloosheid daalt
A
economische groei → 1 → 2 → 3 → begrotingstekort daalt
B
economische groei → 1 → 3 → 2 → begrotingstekort daalt
C
economische groei → 2 → 1 → 3 → begrotingstekort daalt
D
economische groei → 2 → 3 → 1 → begrotingstekort daalt

Slide 33 - Quizvraag