Elementen, soorten stoffen en reactievergelijkingen

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 140 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar
       
      Telefoon in het zakkie 
      Laptop dicht op tafel 
       Map en pen op tafel
       
      
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Welkom bij Sciences
Unit 4.2: How do we obtain the energy we need?
Learner Profile:
ATL: Information literacy skills & Organization skills
Related concepts: Energy
Key concept: Change
Nature provides the energy we need and we should seek to use it by changing its form in ways that are sustainable.
Global context: Globalization and sustainability

Slide 3 - Tekstslide

Programma
  • Voorkennis
  • Leerdoelen opstellen
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Reflectie en leerdoelen check

Slide 4 - Tekstslide

Overzicht periode 4.1
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
...



...
...
...
...
...

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten jullie nog over elementen?

Slide 6 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kent de indeling van het periodiek systeem en kan de groepen: alkalimetalen, halogenen en edelgassen benoemen.
  • Je kan een verzameling van elementen geven met dezelfde stofeigenschappen.
  • Je kent de definitie van zouten en moleculaire stoffen, je kan een voorbeeld geven en je kent de algemene eigenschappen.
  • Je kent de verschillen tussen de metalen en niet-metalen.
  • Je kent een selectie van atomen en het bijbehorende symbool.
  • Je weet hoe het molecuulmodel eruitziet.
  • Je kent de regels van de naamgeving van molecuul en kan deze toepassen.
  • Je leert over bouw atoom en ion.
  • Je leert over het atoomnummer en massagetal.
  • Je leert over bouwstenen van stoffen.
  • Je kan een reactievergelijking opstellen aan de hand van een reactieschema.
  • Je kan een reactievergelijking kloppend te maken.
  • Je kan de wet van atoombehoud toe te passen in het opstellen van een reactievergelijking.
  • Je leert over ontleding.
  • Je leert over verbranding en oxidatie.
  • Je leert over vormingsreactie.
  • Je leert over soort reactie herkennen.

 
 

Slide 7 - Tekstslide

Atoomsoorten en symbolen
Koolstof bestaat uit koolstofatomen,
deze zijn allemaal gelijk aan elkaar.
Koolstof is een voorbeeld 
van een atoomsoort.
Elke atoomsoort heeft zijn
eigen symbool.
Deze moet je kennen (koolstof C ook): 

Slide 8 - Tekstslide

Aluminium
Voorbeeldje...
Aluminium heeft atoomnummer 13.
Alle atomen van Aluminium hebben dezelfde eigenschappen en (vrijwel) dezelfde massa

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Metalen en niet-metalen.
Je ziet in het periodiek systeem een trappetje van kleur. 
De oranje elementen zijn metalen, de gele elementen zijn niet-metalen. 
Buiten de algemene kenmerken hebben metalen een belangrijk kenmerk wat ze anders maakt dan niet-metalen:
Ze kunnen stroom geleiden. 
Er zijn 2 speciale groepen: de edelgassen en alkalimetalen.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
Schrijf van de volgende elementen de periode en de groep in het periodiek systeem op. Vermeld ook of het element een metaal of een niet-metaal is.
a. nikkel, Ni
b. strontium, Sr
c. seleen, Se

Slide 12 - Open vraag

Opdracht 3
a. Schrijf van kwik de periode en groep in het periodiek systeem op.
b. Leg uit welke eigenschap(pen) van kwik het gebruik van kwik in een schakelaar mogelijk maken.

Slide 13 - Open vraag

Periodiek systeem gebruiken
Je hoeft niet het gehele periodiek systeem uit je hoofd te kennen. Als je scheikunde in de bovenbouw kiest krijg je een BINAS met daarin een periodiek systeem. 
Je moet hem wel kunnen gebruiken:
Als ik je een stof geef, moet jij mij kunnen vertellen of het een metaal, niet-metaal of een zout is, en of het stroom geleid. 

Slide 14 - Tekstslide

Molecuulformules
Volgens Dalton is een molecuul en bij elkaar horend groepje atomen. Je kan een molecuul weergeven in een molecuultekening. Dit kan helpen om het molecuul voor te stellen. 

Slide 15 - Tekstslide

Molecuulformule
Je kan een molecuul tekenen, maar je moet ook de formule ervan kunnen opschrijven. 

Slide 16 - Tekstslide

Modellen van moleculen
Aan de formule van een molecuul zie je niet hoe deze ruimtelijk opgebouwd is. Dit zie je wel in een 3-D model. 




We gaan in een latere les bouwen. 

Slide 17 - Tekstslide

Stoffen weergeven in formuletaal
Volgens het atoommodel van dalton zijn niet-ontleedbare stoffen opgebouwd uit dezelfde atomen. 
Je geeft deze in formule taal weer met het symbool, daarachter zet je de fase. Vrijwel alle stoffen komen enkelvoudig voor:
Cu (s) of He (g).
Er zijn 7 stoffen die alleen een in een paar, een tweevoudig molecuul, voorkomen. HONFBRICL

Slide 18 - Tekstslide

Stoffen in formuletaal



Er zijn ook ontleedbare stoffen, dit zijn moleculen opgebouwd uit verschillende atomen. H2O is een voorbeeld.
We noemen het vaak een formule ipv molecuulformule.

Slide 19 - Tekstslide

systematische naamgeving
Omdat het onmogelijk is alle namen van alle moleculen uit je hoofd te leren hebben scheikundige regels bedacht voor het naamgeven van moleculen.
Als je deze regels kent kan je vrijwel alle moleculen een naam geven.
Hier is een stappenplan voor

Slide 20 - Tekstslide

Systematische naamgeving
  1. Noteer de symbolen van de atoomsoorten in de naam, laat ruimte ertussen voor de index
  2. Zet de nummers van de griekse telwoorden die in de naam voor de atoomsoort staan, achter het symbool. 
  3. De laatste lettergreep van het woord is altijd -de, dit betekend verder niet veel
  4.  Tot slot de fase er achter zetten

Slide 21 - Tekstslide

Griekse telwoorden
Dit zijn de Griekse telwoorden die een aantal aangeven.

Deze moet je uit je hoofd kennen.

Slide 22 - Tekstslide

Formule --> Naam kan ook
  1. Noteer de namen van de symbolen met ruimte voor de Griekse telwoorden ertussen.
  2. Noteer het Griekse telwoord va elke index voor de bijbehorende atoomsoort. Je mag de a van elke telwoord weglaten
  3. Zet de uitgang -de achter de laatste atoomsoort. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

stroomgeleiding
Vorige les hebben we gezien dat er 3 soorten stoffen zijn.
Dat konden we doen op grond van geleiding
Dat kunnen we niet verklaren met het atoommodel van Dalton.
We hebben dus een ander atoommodel nodig...

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

de kern
In de kern dus protonen (1920) en neutronen (1932)
Daaromheen elektronen.

Verschil in massa: een proton is 1840 keer zo zwaar als een elektron

Slide 27 - Tekstslide

isotopen
alle koolstofatomen hebben 6 protonen, maar niet alle koolstofatomen hebben 6 neutronen.
Dit noemen we isotopen
Isotopen hebben hetzelfde aantal protonen maar verschillende aantallen neutronen

Slide 28 - Tekstslide

isotopen
het aantal protonen geeft het atoomnummer aan
Koolstof heeft altijd atoomnummer 6 - het heeft 6 protonen.
Het aantal neutronen kan dus verschillend zijn (6, 7 of 8)!

Slide 29 - Tekstslide

Reactieschema --> Reactievergelijking
De elektrolyse van water, het ontleden ervan, is een chemische reactie. We gaan wat water naar waterstof en zuurstof:

Als je dit op zou schrijven met de molecuulformule ipv de naam, dan is het geen reactieschema meer maar een reactievergelijking:

Slide 30 - Tekstslide

Reactievergelijking
Als we goed naar de reactie van de vorige slide kijken, dan klopt er iets niet....                                                       
Als we de atomen voor de pijl en na de pijl tellen dan kloppen de aantallen niet.

Slide 31 - Tekstslide

Reactievergelijking kloppend maken
We moeten dus iets aan de reactie aanpassen om deze kloppend te maken. 
In het kloppend maken gaan we stapsgewijs de reactie aanpassen tot deze klopt. Wanneer klopt ie?
De reactievergelijking klopt als er voor de streep en na de streep dezelfde hoeveelheid atomen staan.
De wet van atoombehoud. 

Slide 32 - Tekstslide

Reactievergelijking opstellen


Geef de reactievergelijking van de reactie van ijzer met chloor.
Er ontstaat ijzerchloride, FeCl3(s).

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Ontleding
In het eerdere hoofdstuk hebben we het gehad over 3 soorten reacties: Elektrolyse, Fotolyse en Thermolyse. 
Dit zijn ontledingsreacties: Je gaat van 1 beginstof naar 2 of meer eindstoffen. 
Er is vaak een scheidings stap nodig omdat je maar 1 van de eindstoffen wil of omdat je ze los wil hebben. 

Slide 35 - Tekstslide

Ontleding
Een voorbeeld van een ontledingsreactie is:

Je gaat van 1 beginstof naar 2 eindstoffen. 
De standaard reactievergelijking van een ontleding is:
A --> B + C (+ D)

Slide 36 - Tekstslide

Reacties met zuurstof
Een andere uitleg van "Een reactie met zuurstof" is verbranding. Ook wel explosies genoemd.
Vrijwel alle stoffen verbranden, magnesium maar ook zwavel. 
Bij een verbranding is zuurstof altijd een beginstof. Een verbanding heeft altijd het patroon:                     
In de opdracht zal altijd staan water er ontstaat. 

Slide 37 - Tekstslide

Vormingsreactie
We hebben het al gehad over een ontledingsreactie, maar er kunnen ook dingen gemaakt worden. Dit gebeurd door middel van een vormingsreactie: A + B --> C (+ D).

De productie van ammoniak uit waterstof en stikstof is er zo een: 3H2 + N2 --> 2NH3

Slide 38 - Tekstslide

Overzicht en belangrijke reactie
Een overzicht van de reacties:



Fotosynthese is een belangrijk proces in planten wat gaat als volgt:
6H20 + 6CO2  --> C6H12O6 + 6O2

Slide 39 - Tekstslide

Oefenen
Bij de ontleding van Magnesiumsulfide (MgS) ontstaat magnesium en zwavel.
Geef de kloppende reactievergelijking.

Slide 40 - Tekstslide