Week 35 Communicatie samenvatten les 7 en discussie les 30

Communicatie les 7
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Communicatie les 7

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Les 7 samenvatten bespreken/ nakijken
  • Discussie
  • Les 30 Discussie bespreken/ nakijken

Slide 2 - Tekstslide

Les 7 samenvatten
Een lang verhaal kort opschrijven duurt lang.

Je hebt namelijk tijd nodig om hoofdzaken van bijzaken te scheiden en om hoofdgedachte van je boodschap correct en volledig weer te geven.

Slide 3 - Tekstslide

Les 7 samenvatten
Daar staat tegenover dat een korte boodschap minder moeite en tijd van de ontvanger vraagt. Hij kan de boodschap immers eenvoudiger en sneller overzien

Slide 4 - Tekstslide

Les 7 samenvatten
1. Tijdwinst en overzicht
     - Een samenvatting is een korte versie van een langer                          origineel
     - Hoogtepunten/ hoofdgedachte wordt weer gegeven
        tabellen, grafieken, infographics, instructiefilmpjes op                      Youtube, berichtjes op sociale media, reviews enz.

Slide 5 - Tekstslide

Les 7 samenvatten
2. Samenvatten in gesprekken
- Huisarts zal na het aanhoren van je klachten altijd                               samenvatten. Hij checkt daarmee of hij je goed begrepen               heeft en zal indien nodig, aanvullende vragen stellen.

Slide 6 - Tekstslide

Les 7 samenvatten
2. Samenvatten in gesprekken
- Eigen gesprekken samenvatten om te controleren of je de             ander begrijpt.
- Kan helpen het overzicht te bewaren.
- Door samenvatten kan je ook het gesprek sturen. Door alleen       die informatie te herhalen die jij belangrijk vindt, het geeft je         richting aan het gesprek.

Slide 7 - Tekstslide

Les 7 soorten samenvattingen
- Informatieve samenvattingen(mindmap, tabel, grafiek of infographic).

- Synopsis: samenvatting van een boek of verhaal.

- Indicatieve samenvatting: Je vertelt de lezer of kijken wat hij kan, zonder           de inhoud te verklappen. Een soort inhoudsopgave.

Slide 8 - Tekstslide

Les 7 samenvatten Huiswerk
Maak opdracht 1 t/m 7

Slide 9 - Tekstslide

Verkennen
Vraag 1
  • Een informatieve samenvatting bevat de belangrijkste informatie uit een origineel.
  • Een synopsis beschrijft kort de loop van een verhaal.
  • Een indicatieve samenvatting geeft de kijker of lezer een voorproefje van het origineel. (Een schematische samenvatting geeft de informatie verkort weer in een mindmap, tabel, grafiek of infographic).

Slide 10 - Tekstslide

Verkennen
Vraag 2
a. Je zou een informatieve samenvatting kunnen maken, om de                                   belangrijkste informatie uit de paragraaf in een verkorte versie te gieten.

b. De afbeelding en de tekst in oranje kun je overslaan.

c. Titels en kopjes zijn vaak ook samenvattingen: ze geven ultrakort weer               wat de inhoud van de tekst erna is.

Slide 11 - Tekstslide

Verkennen
Vraag 3
a. De app biedt tijdswinst, overzicht en gebruiksgemak.

b. In drie plaatjes wordt uitgelegd wat Blinkist is en waarom het makkelijk is.

Slide 12 - Tekstslide

Verkennen
Vraag 3
c. Bijvoorbeeld: Je kan wel de belangrijkste informatie of gebeurtenissen uit       een boek tot je nemen in 15 minuten, maar je krijgt daarmee geen zicht op       zaken als schrijfstijl, spanningsopbouw en details in het boek.

d. Bijvoorbeeld: Hoe ziet persoon X in het boek eruit? Beschrijf zijn uiterlijk.
     Hoe zie het huis van persoon X in het boek eruit? Beschrijf het interieur.

Slide 13 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 4
a. Bijvoorbeeld: Veel presentatoren vatten het antwoord van de                                   geïnterviewde samen. Daarmee geven ze de geïnterviewde de                               bevestiging dat zijn antwoord begrepen is. Het helpt de interviewer om             tot  een scherpere vervolgvraag te komen. Aan het publiek maakt het de           kern van het gesprek duidelijker.

b. Eigen antwoord

Slide 14 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 5

Eigen antwoord

Slide 15 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 6

a. Bijvoorbeeld:
Ma: school; avond: volleybaltraining.
Di: school; avond: Netflix.
Wo: school (proefwerk); avond: feestje. 
Za: uitslapen; voetbalwedstrijd spelen, uitgaan.
Zo: uitslapen en huiswerk. (275 tekens)

Slide 16 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 6

b. Bijvoorbeeld:
Ma t/m vr: school; avond: volleybal, tv, werk. Vr-av: feestje! Za+zo: uitslapen, voetbalwedstrijd, uitgaan. (110 tekens)

c. Bijvoorbeeld:
Ma t/m vr: school, oersaai; vr-av+za+zo: fun + uitgaan (41 tekens)

Slide 17 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 7
a. De lezer of kijker krijgt een idee van wat hij kan verwachten. En juist de spoilers maken dat je nieuwsgierig wordt.

b. Bijvoorbeeld: Frodo Balings begint met acht reisgenoten aan een lange reis om de magische Ring te vernietigen en de aarde te redden van de ondergang. Tijdens de barre tocht kunnen Frodo en zijn reisgenoten de aantrekkingskracht van de machtige Ring niet altijd weerstaan. Ze brengen zichzelf en anderen daarmee in levensgevaar. (In de ban van de Ring, Tolkien)

Slide 18 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 7
c. Bijvoorbeeld: De Hobbit Frodo Balings krijgt van zijn oom Bilbo Balings een gouden Ring. Dit blijkt een magische Ring te zijn die grote macht in zich draagt. De Rings is gesmeed door Sauron, de vertegenwoordiger van al het kwade in Midden-Aarde. Sauron kan alleen verslagen worden als de Ring wordt vernietigd. Dit laatste kan enkel gebeuren in het vuur van de Doemberg, waar de Ring ook door Sauron gesmeed werd.

Slide 19 - Tekstslide

Vaardigheden
Vraag 7
d. Bijvoorbeeld: de informatieve samenvatting is feitelijker.

Slide 20 - Tekstslide

Discussie
Communicatie les 30

Slide 21 - Tekstslide

Discussie

Slide 22 - Tekstslide

Discussie

Slide 23 - Tekstslide

Discussie

Slide 24 - Tekstslide

Discussie

Slide 25 - Tekstslide

Discussie

Slide 26 - Tekstslide

Discussie
Maak vragen 1 tm 5

Slide 27 - Tekstslide

Verkennen
vraag 1

a. Een discussie is gericht op overeenstemming en het doel is om tot een             gezamenlijke oplossing te komen. In een debat wil je gelijk krigen en de           ander overtuigen.

b. Bij een discussie heb je een meningsverschil, maar wil je er samen                       uitkomen. Bij een ruzie ben je vooral boos en wil je die boosheid uiten.

Slide 28 - Tekstslide

Verkennen
vraag 2

a. Bijvoorbeeld: vals dilemma, overhaaste generalisatie, persoonlijke aanval.

b. Omdat je bij een debat middelen inzet om je gelijk te halen, terwijl het bij         een discussie er juist gaat om er samen uit te komen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Verkennen
vraag 3

Als alle deelnemers zich goed hebben voorbereid, kan je echt op inhoud discussiëren, op hetzelfde niveau, en loop je minder het gevaar dat het verzandt in een oeverloze discussie.

Slide 31 - Tekstslide

Verkennen
vraag 4
a. Om overeenstemming tussen de verschillende partijen te bereiken wordt er in het poldermodel veel gediscussieerd. Het doel van een discussie is immers om overeenstemming te bereiken.

b. Je kan vaak eindeloos blijven discussiëren. Uit elke overeenstemming volgen weer nieuwe discussiepunten. Soms is het beter dat iemand knopen doorhakt of een eind aan de discussie maakt.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Verkennen
vraag 4 C

1. het verzanden van een discussie: de discussie loopt vast
2. je in een discussie mengen: meegaan discussiëren in een discussie die al       gaande is.
3. een eind aan de discussie maken; de discussie stoppen door iedereen het       zwijgen op te leggen of door een knoop door te hakken.

Slide 34 - Tekstslide

Verkennen
vraag 4 C

4. ter discussie brengen: een onderwerp ter sprake brengen en naar de                 mening van anderen vragen.
5. een oplaaiende discussie: een discussie over een onderwerp die steeds           weer terugkomt, omdat mensen het maar niet eens worden.
6. verhitte discussie: driftig, met veel emoties

Slide 35 - Tekstslide

Verkennen
vraag 4 C

7. welles-nietes-discussie: een discussie waarbij er geen argumenten                    worden uitgewisseld.

8. de discussie is gesloten: eind maken aan de discussie zonder dat er een           oplossing is gevonden.

Slide 36 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 5
a. Bijvoorbeeld: 

  • Deelnemers die op de achtergrond blijven expliciet naar hun mening vragen 

  • Iedereen van te voren discussiepunten laten brengen; aan het eind een rondje maken waarin iedereen zijn uiteindelijke standpunt kort samenvat.



Slide 37 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 5
b. Bijvoorbeeld: 

  • Vriendelijk onderbreken; 
  • De discussie in afgebakende rondes verdelen; 
  • Iedereen een vaste spreektijd geven.

Slide 38 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 6A
Eigen antwoord.

Bijvoorbeeld:
In veel online discussies zie je dat het snel persoonlijk wordt, met schelden en grof taalgebruik, er wordt niet aangesloten bij wat er gezegd is o bij het onderwerp, er worden veel drogredenen gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan een discussie over immigratie.


Slide 39 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 6B

Bijvoorbeeld:
Geen racistisch taalgebruik, geen berichten die strafbaar zijn (bijv. kinderporno, aanbieden drugs), geen persoonlijke aanval.


Slide 40 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 7
Bijvoorbeeld:

Onderwerp: de bouw van een nieuw asielzoekerscentrum in de buurt.

Bericht: Ik vind het belangrijk dat er een nieuw asielzoekerscentrum in de                          buurt wordt gebouwd




Slide 41 - Tekstslide

Vaardigheden
vraag 7    Vervolg
Bericht: Vluchtelingen hebben namelijk in eigen land vaak traumatische gebeurtenissen ervaren. Het azc moet daarom een plek worden waar vluchtelingen zich echt welkom, veilig en geaccepteerd voelen. Dit is een goede basis om zo snel mogelijk goed te integreren, waarbij wij Nederlanders ook de meerwaarde gaan ervaren van hun komst. Piet ik snap je zorgen, maar voor ieder verhaal in de media over overlast, zijn er vijf azc's die voor geen enkel probleem zorgen.




Slide 42 - Tekstslide

Discussie
Huiswerk

Maak opdracht 8




Slide 43 - Tekstslide