AA2_Medicatiebegeleiding_Opfris_Praktijk

Medicatiebegeleiding praktijk
'
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
apothekersassistenteMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Medicatiebegeleiding praktijk
'

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Opfrissen geheugen; medicatiebegeleiding.

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de R/ voor op een recept
A
Rationele stofnaam
B
Recipe_Neem
C
Rectaal toedienen
D
Recipe_Schrijf op het etiket

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de S/ voor op het recept
A
Stofnaam
B
Signa_Let op
C
Signaal_Interactie
D
Signa_Schrijf op het etiket

Slide 4 - Quizvraag

1ste uitgifte is voor... dagen
A
90
B
45
C
30
D
15

Slide 5 - Quizvraag

Welke geneesmiddelen(groepen) valt wordt voor 90 dagen meegegeven?
A
Hart en vaatmiddelen
B
Insuline
C
Anticonceptiva
D
Incontinentiemateriaal

Slide 6 - Quizvraag

Voor hoeveel dagen lever je een benzodiazepine af?
A
15 dgn
B
45 dgn
C
30 dgn
D
90 dgn

Slide 7 - Quizvraag

Als je een deelaflevering hebt omschrijf je dit met;
A
Afgeleverd + paraaf
B
R/.... aantal + iter
C
Disp .... aantal + iter
D
S/ .... aantal + Iter

Slide 8 - Quizvraag

Tekst
Dubbel medicatie
Altijd melden op M008/
Overleg
Geen melding op M008
Pseudo dubbelmedicatie
Twee dezelfde geneesmiddelen met dezelfde werking
Twee geneesmiddelen uit dezelfde geneesmiddel groep
met de zelfde werking
R/Glimepride 1 mg 
S/ 1dd1t  

R/Glimepride 3 mg
1dd1t
R/ Oxazepam 
S/ sn 1 tabl.

R/Temazepam
Voor de nacht 1 tablet
Medische noodzaak/Geen medische noodzaak
Interactie
Doseercontrole onjuist
(Pseudo)
Dubbel medicatie

Slide 9 - Sleepvraag

Opiaat recept; welke stelling is onjuist?
A
Op een opiaat recept mogen 2 gnm staan
B
“Gebruik bekend” of “zo nodig” wordt onjuist bevonden op een opiaat recept
C
Naam van het geneesmiddel en hoeveelheid is voluit geschreven
D
Het recept is voorgeschreven door arts, tandarts of dierenarts

Slide 10 - Quizvraag

Welk geneesmiddelen moet op een opiaat recept
A
Tramadol en Codeine
B
Morfine en Tramadol
C
Codeine en Buprenorfine
D
Buprenorfine en Morfine

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting; m. et v.
A
Mane et vespere alleen in de ochtend
B
Mane et Vespere 's ochtend, 's middags en 's avonds
C
Mane et vespere 's ochtend en 's avonds
D
Mane et vespere alleen in de avond

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting; s.n.
A
si necesse Indien nodig
B
si necesse Geen haast
C
si necesse Met spoed
D
si necesse Altijd gebruiken

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent Dexter?
A
Links
B
Rechts
C
Beide
D
Links en Rechts

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent Auris?
A
Keel
B
Aurelius
C
Neus
D
Oor

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent Cito?
A
Langzaam
B
Spoed
C
Geen goed
D
Langzame afgifte

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent d.t.d?
A
Da Tie Die, Maak de kuur af
B
Da Tie Die, 3 x dgs
C
Da tales dosis, geef in zonodige hoeveelheid
D
Da tales dosis, maak de kuur af

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent Vespere?
A
's morgens
B
's middags
C
's avonds
D
aanbrengen

Slide 18 - Quizvraag

Cutaan
Intra musculair
Rectaal
Oraal
Nasaal
Sub cutaan
Oculair

Slide 19 - Sleepvraag

Ter info
Hoe schrijft een arts een  recept voor;
Leuk filmpje vanuit de artsen. Bekijk deze zelfstandig

http://www.battleofthemeds.com/wet-en-regelgeving.html


Automatische link volgende slide....

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link