a Hij heeft haar opnieuw gezien.
b Het leek hem heel leuk.
c Meneer, wilt u even meekomen met mij?
d Zoiets moeten jullie niet doen: het is schadelijk voor de hele groep.
e Wij willen jou dit cadeau namens ons aanbieden.
f Ik heb je een zoen gegeven; geef jij hen er ook één?
g Het is beter als je hun wel een antwoord geeft.