Tijdens de verlichting en tijdens de wetenschappelijke revolutie begonnen wetenschappers niet alles meer aan te nemen van de kerk.
Ze gingen nadenken over hoe de wereld echt in elkaar zit.
Slide 17 - Tekstslide
De Verlichting
vanaf ±1700
Denkstroming in de 18e eeuw waarin geloof en absolutisme plaats moesten maken voor Verstand (rede & ratio), vrijheid en gelijkheid.
Ontstond in de westerse landen
De aanhangers waren positivistisch en vonden dat ze door rationeel na te denken de wereld konden verbeteren.
Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.
Slide 18 - Tekstslide
Verschil tussen Verlichting en Wetenschappelijke revolutie
Het verschil is dat bij de wetenschappelijke revolutie de wetenschappers zich meer focussen op de natuur en natuurwetten en bij de verlichting meer op de samenleving.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Diderot
Locke
Montesquieu
Voltaire
Rousseau
Spinoza
Descartes
Slide 21 - Tekstslide
Balthasar Bekker
Is predikant en letterkundige in Amsterdam.
Hij heeft er zijn levenswerk van gemaakt met de rede te bewijzen dat hekserij, spokerij en tovenarij niet kunnen bestaan, omdat ze onbewijsbaar zijn.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Spinoza
Spinoza was een veelzijdig denker en doener.
Hij was filosoof en wiskundige, en dacht hij diepgaand na over politieke en economische vraagstukken.
Hij dacht dat God alles was. Dat God de natuur was en overal was, maar zich niet met de mens bemoeide
Slide 24 - Tekstslide
Voltaire
Stelde God voor als een horlogemaker.
De wereld was een door God gemaakt uurwerk, dat de natuurwetten gehoorzaamde.
God bemoeide zich niet meer met de mensen.
Slide 25 - Tekstslide
Al deze ideeën werden in de 18e-eeuwse maatschappij niet goed ontvangen:
eerder met afschuw en ongeloof.
Slide 26 - Tekstslide
Aantekeningen
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
John Locke
Alle mensen worden vrij en gelijk geboren.
Iedere bezit dezelfde grondrechten, zoals het recht op vrijheid, leven en bezit.
Het is de taak van de koning was om deze rechten te bewaken.
Doet de koning dit niet dan mag het volk hem afzetten
Slide 29 - Tekstslide
Rousseau
De Fransman Jean-Jacques Rousseau ging nog een stap verder. Hij vond dat het volk de macht moest hebben.
Dus iedereen had rechten en de koning voerde alleen zijn eigen wil uit
Dit was alleen mogelijk als de democratie zou worden ingevoerd.
Slide 30 - Tekstslide
Montesquieu
Bedenker van de Driemachtenleer (want een alleenheerser maakt daar altijd misbruik van)
= De trias politica
Scheiding van het bestuur in drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht
Slide 31 - Tekstslide
Basis van de het bestuur in de Nederlandse grondwet
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
De ideeën van de verlichting
Rationeel denken: je verstand gebruiken i.p.v. alleen maar naar de kerk luisteren
Religieuze tolerantie: iedereen moet kunnen geloven wat die wil geloven
Politieke invloed burgers: weg met het absolutisme
Slide 34 - Tekstslide
Wie heeft de macht en moet dat zo blijven?
Zorgt voor onrust in Frankrijk
Slide 35 - Tekstslide
1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles
Slide 36 - Sleepvraag
Slide 37 - Tekstslide
bekijk de afbeelding. Op de afbeelding zijn de 3 standen afgebeeld. Wie is wie?
Slide 38 - Open vraag
bekijk de afbeelding. Waar staan de boeien voor die de man breekt?
Slide 39 - Open vraag
bekijk de afbeelding. Waarom schrikken de andere twee mannen zo?
Slide 40 - Open vraag
Hieronder staan vier personen en aantal uitspraken. Koppel de juiste uitspraak aan de juiste persoon.
Rousseau
Montesquieu
Locke
Lodewijk XIV
Als één persoon alle macht heeft dan is alles verloren.
De staat! Dat ben ik!
De koning moet rekening houden met de belangen van zijn onderdanen. Als hij dit niet doet dan heeft het volk het recht om in opstand te komen.
het volk heeft de macht via een democratie
Slide 41 - Sleepvraag
Trias Politica
A
John Locke
B
Jean-Jacques Rousseau
C
Spinoza
D
Charles de Montesquieu
Slide 42 - Quizvraag
Ieder mens krijgt bij de geboorte gelijke rechten: recht op leven-bezit-vrijheid.
A
John Locke
B
Jean-Jacques Rousseau
C
Charles de Montesquieu
D
Lodewijk XIV
Slide 43 - Quizvraag
Wat vond Rousseau?
A
Het volk geeft de macht aan de koning in ruil voor bescherming
B
Dat het volk zelf de macht moest hebben (democratie)
C
Dat de macht in drieën gedeeld moet worden
D
Dat verlichte denkers het land uit gezet moesten worden
Slide 44 - Quizvraag
Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
wetten maken
de overheid
Slide 45 - Sleepvraag
Ieder mens heeft het recht op 'vrijheid, leven en bezit'.