Hoofdletters en leestekens les 1 (20/03)

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boek en leesboek op tafel

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (recensie over Purl)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boek en leesboek op tafel

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (recensie over Purl)

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten stil lezen uit je leesboek 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens 

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Wat weet je al?
- Theorie
- Werken aan de opdracht 


Aan het einde van de les heb je de spellingsregels geleerd voor het gebruik van hoofdletters en leestekens 

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al?
Maak van de volgende woorden goede zinnen door hoofdletters en leestekens te gebruiken: 

de motoren brullen de banden gillen de tribunes juichen de startlichten gaan uit en twintig bolides schieten als pijlen de baan op max vecht voor positie met zijn concurrent charles terwijl lewis geduldig op de loer ligt in de pitstraat wisselen de teams koortsachtig van banden de spanning is te snijden want wie haalt als eerste de finishlijn

Slide 6 - Tekstslide

Theorie 
Hoofdletters en leestekens 

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters 
  • Aan het begin van een zin 
  • Als de zin begint met een apostrof -> 't Zal je maar gebeuren. 
  • Eigennamen: personen, organisaties, merken, historische gebeurtenissen, feestdagen
  • Aardrijkskunde namen en afleidingen 

  • Tussenvoegsels van namen schrijf je met een kleine letter. Als de voornaam of voorletter niet wordt genoemd, schrijf je het eerste tussenvoegsel met hoofdletter
    - Hans van der Laan
    - meneer Van der Laan 
  • Titels van boeken, films en andere kunstwerken schrijf je het eerste woord met een hoofdletter -> De brief van de koning

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer geen hoofdletter?
  • Als je zin begint met een getal in cijfer of een symbool (emojis)
    - 581 berichten kreeg ik gisteren!
    - 😂 is een veelgebruikte emoji. 

  • Maanden, dagen, windstreken, historische tijdperken, woorden afgeleid van feestdagen, titels en aanspreekvormen, munteenheden 

  • Let op: Kerstmis, kerst, kerstvakantie 

  • Culturele, politieke, religieuze en artistieke stromingen 

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters
Als het gaat om de bewoners van een bepaald gebied of om een instituut in een stroming, dan gebruik je wel een hoofdletter. 
  • Paus Johannes Paulus II stond van 1978 tot 2005 aan het hoofd van de Katholieke Kerk

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens  
Aan het einde van een zin:
  • . ? !

Binnen een zin:
  • Een komma (,)
    - als je een pauze hoort
    - tussen de delen van een opsomming 
    - tussen bijvoeglijk naamwoorden 
    - tussen twee persoonsvormen 
    - voor- en nadat je iemand aanspreekt 
    - na de aanhef in een brief of e-mail 

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens 
  • Dubbele punt (:) 
    - opsomming, uitleg of citaat 
    - Bij een citaat of opsomming in volledige zinnen begint je zin met een hoofdletter 

  • Puntkomma (;)
    - Zinnen die sterk met elkaar verbonden staan, maar ook op zichzelf kunnen staan. 
    - De meeste katten houden niet van regen; de meeste mensen zijn er trouwens ook niet gek op.

  • Beletselteken (...)
    - Als de tekst wordt afgebroken, je schrijft geen 4de punt -> Wat, heb je echt ... 

Slide 12 - Tekstslide

Leestekens  
Rondom een woord of zinsdeel:
  • Aanhalingstekens (' ')
    - Citaten, woorden die je extra wilt benadrukken 
  • Haakjes ( )
    - Geven extra informatie, kan je weglaten

Binnen een woord:
  • punt (.)
    - Na een afkorting 
    - Geen tweede punt als de zin eindigt met een afkorting 
    - blz.           a. d. h. v.             d. w. z. 

Slide 13 - Tekstslide

Leestekens  
  • Apostrof (')
    - Als je letters weglaat -> m'n
    - Meervoud of bezitsvorm met uitspraaksverwarring -> komma's, Carla's partner 
    - Bezitsvorm van namen die eindigen op -s -> Hans' vader 
    - Verkleinwoorden die eindigen op -y  -> baby'tje 
  • Liggend streepje (-)
    - Afbreekstreepje 
    - Koppelteken
    - Weglatingsstreepje 

Slide 14 - Tekstslide

Leestekens  
  • Accent aigu + accent grave 
    - Wanneer je een bepaalde uitspraak wilt aangeven 
    - Als je een woord extra wilt benadrukken
    - Hè! Ik wil graag één antwoord 

Slide 15 - Tekstslide

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 5 a t/m e (staat op het bord)
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 10 minuten
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk


Geen huiswerk in verband met de toetsweek.

Slide 17 - Tekstslide