Periode 1: WTT: Les 7: Theorie blz. 61 - 63


                   Les 7

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


                   Les 7

Slide 1 - Tekstslide


                
       Herhalen Theorie WTT Les 1 + 2 


Slide 2 - Tekstslide


Welke schrijftechniek wordt vaak gebruikt om te overtuigen?
A
Het gebruik van humor en ironie.
B
Het gebruik van lange zinnen en moeilijke woorden.
C
Het gebruik van herhaling en opsomming.
D
Het gebruik van argumenten en bewijsmateriaal.

Slide 3 - Quizvraag

(...) Sportartsen concludeerden dan ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en het uithoudingsvermogen van sporters.

Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes. (...)

Het verband tussen deze twee 'alinea's' wordt gevormd door:
A
Overlappers
B
Signaalwoorden
C
Signaalzinnen
D
Overgangszin met een verwijswoord.

Slide 4 - Quizvraag


Wat is een voorbeeld van het schrijfdoel 'beschouwen'?
A
Een sollicitatiebrief schrijven
B
Een overtuigende reclametekst opstellen
C
Een betoog over de voor- en nadelen van social media
D
Een kort verhaal over een avontuur

Slide 5 - Quizvraag

In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is een een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan.

De signaalwoorden geven een ......
A
tegenstelling
B
oorzaak
C
opsomming
D
gevolg

Slide 6 - Quizvraag


Onder welk schrijfdoel plaatsen we een roman?
A
Informeren
B
Uiteenzetten
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Ik zal nu enkele voor- en nadelen bespreken.

Dit is een .....
A
terugblikkende zin
B
aankondigende zin
C
combinatiezin

Slide 8 - Quizvraag


Welk schrijfdoel wordt gebruikt in een nieuwsbericht?
A
Uiteenzetten
B
Informeren
C
Beschouwen
D
Activeren

Slide 9 - Quizvraag

Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord gebruiken we om een redengevend verband te leggen tussen zinnen en/of alinea's?
A
echter
B
dus
C
tevens
D
weliswaar

Slide 11 - Quizvraag

Een beschouwing
A
is objectief
B
is subjectief
C
kan zowel objectief als subjectief zijn

Slide 12 - Quizvraag

Een betoog is
A
objectief
B
subjectief

Slide 13 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord gebruiken we om een tegenstellend verband te creëren in een zin of tussen alinea's?
A
niettemin
B
daarnaast
C
met de bedoeling
D
zoals

Slide 15 - Quizvraag

Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief

Slide 16 - Quizvraag

Een tekst waarin een schrijver zijn standpunt geeft met argumenten
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 17 - Quizvraag

Een beschouwing heeft als doel de lezer te overtuigen
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

WTT Theorie bladzijde 


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:

* Lees Tekst  2 nogmaals in de reader WTT
* Maak van Tekst 2 in WTO opdracht 10
* Lees Tekst 3 in de reader WTT
* Maak van Tekst 3 opdracht 1/2/3/4/5/6/7 (Opdracht 8 maken jullie later!)

Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen

Slide 25 - Tekstslide