Werkwoordspelling 2 - Verleden tijd, sterk en zwak en Engelse woorden

Werkwoordspelling 
Maandag 30 November 2020
System Developer Leerjaar 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling 
Maandag 30 November 2020
System Developer Leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1) Vorige les
2) Lesdoelen
3) Sterke en zwakke werkwoorden
5) Theorie pvvt
6) Oefenen
7) Engelse werkwoorden
8) Lesdoelen behaald
8) Studiemeter
9) Vragen? Stel ze in de chat van Teams

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les
1) Persoonsvorm tegenwoordige tijd vervoegen
2) Hoe maken wij gebruik van 't ex kofschip in de tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen vandaag
1) Hoe vind ik de persoonsvorm?
2) Verleden tijd zwak/sterk
3)Voltooid deelwoord
4)Engelse werkwoorden verleden tjid

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind ik ook weer de pv?
Je vindt de pv door de zin van tijd te veranderen.
1) De bejaarde man vraagt hulp aan de verzorgende.
Zin 1 is geschreven in de tegenwoordige tijd.
Verander de zin nu van tijd.
2) De bejaarde man vroeg hulp aan de verzorgende.
Zin 2 is geschreven in de verleden tijd.
Het woord 'vraagt' verandert naar 'vroeg', dus 'vraagt' is de pv.

De zin vragend maken - de pv komt vooraan te staan.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de pv?

Slide 6 - Open vraag

Sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord 
- verandert van klank in de vt.
- Bij een sterk werkwoord krijg je nooit een -d erbij.
- Eindigen als voltooid deelwoord bijna altijd op -en.
hele werkwoord - verleden tijd - voltooid deelwoord
vliegen                 vlogen                  gevlogen
zingen                 zongen                 gezongen

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Ik loop – hij liep – wij hebben gelopen.
Ik duik – hij dook – wij hebben gedoken.
Ik slaap – hij sliep – wij hebben geslapen.
Ik roep – hij riep – wij hebben geroepen.

Slide 8 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Een zwak werkwoord = 
- Te zwak om van klank te veranderen.
- Eindigt als voltooid deelwoord bijna altijd op -t of -d.

hele werkwoord - verleden tijd - voltooid deelwoord
fietsen                 fietsten                     gefietst
spelen                 speelden                  gespeeld

Slide 9 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Deze werkwoorden krijgen in de verleden tijd ‘de(n)’ of ‘te(n)’ achter de stam.

 Ik kook – hij kookte – wij kookten.
 Ik pak – hij pakte – wij pakten.

Slide 10 - Tekstslide

Theorie pvvt
Enkelvoud = stam + te/de
Bijvoorbeeld: danste of speelde
Ik
Jij
Je
U
Hij
Zij
Het

Slide 11 - Tekstslide

Theorie pvvt
Meervoud = stam + ten/den
Bijvoorbeeld: dansten / speelden
Wij
Jullie
Zij

Slide 12 - Tekstslide

'T eX - KoFSchiP 
Bij een woord als niezen kun je twijfelen. Je weet niet hoe je dit woord langer maakt. Is dit niesde of nieste?

Pak de stam van het woord: niez-en (hele ww min -en)
De stam eindigt op een ‘Z’. Ga na of deze ‘Z’ in 'T eX - KoFSchiP zit.
Dus niesde

Slide 13 - Tekstslide

verhuizen
stam = verhuiz
'z' niet in 'T EX KOFSCHIP, dus verhuisde

geloven
stam = gelov
'v' zit niet in  'T EX KOFSCHIP, dus geloofde

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeldvraag) vliegen, pvvt
De vlieg ...?... door de kamer.
A
vliegt
B
vloog
C
vlogen
D
gevlogen

Slide 15 - Quizvraag

1) nemen, pvvt
De kinderen ...?... afscheid van de juf.

Slide 16 - Open vraag

2) spelen, pvvt
De kinderen ...?... in de zandbak.

Slide 17 - Open vraag

3) boren, pvvt
Wij ...?... een gat in de muur.

Slide 18 - Open vraag

4) regelen, hoeven, pvvt
De werknemers ...?... dat ze minder uren ...?... te maken.

Slide 19 - Open vraag

5) updaten
Eveline heeft vorige week zaterdag haar computer ...?...

Slide 20 - Open vraag

6) niezen, pvvt
Mevrouw de Rooij ...?... in haar zakdoek.

Slide 21 - Open vraag

7) juichen, pvvt
De toeschouwers ...?... hun publiek toe.

Slide 22 - Open vraag

Engelse werkwoorden
- Tegenwoordige tijd -t en -en achter de stam
- Verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de stam
- Voltooid deelwoord: ge- + stam + -d/-t
Let op: soms staat er een e voor de uitgang omdat dat nodig is voor de uitspraak.
racen                  de stam = race
recyclen                  de stam = recycle




Slide 23 - Tekstslide

1) deleten, pvvt
Mijn vader ...?... de app.

Slide 24 - Open vraag

2) checken
Heb jij de bon nog ...?...?

Slide 25 - Open vraag

3) downloaden, pvvt
De gamer ...?... de nieuwe uitgave van dat spel.

Slide 26 - Open vraag

4) mixen, pvvt
De DJ ...?... de liedjes perfect.

Slide 27 - Open vraag

5) faken, pvvt
De online dater ...?... haar uiterlijk.

Slide 28 - Open vraag

Lesdoelen gehaald?

Slide 29 - Tekstslide

Studiemeter
1) Ga naar Studiemeter, 3F, taalverzorging, werkwoordspelling
2) Maak de eerste  2 oefeningen verleden tijd
3) Maak de eerste 2 oefeningen met de Engelse werkwoorden

Veel succes :)



Slide 30 - Tekstslide