Vergroten en verkleinen oefenen voor de toets KGT
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de vergrotingsfactor?
Origineel 3 cm, beeld 18 cm
Origineel 3 cm, beeld 18 cm
A
0,16
B
6
C
15
D
54
Slide 2 - Quizvraag
De vergrotingsfactor van de hoogte is 2,2.
Wat zou de vergrotingsfactor van de breedte zijn?
Wat zou de vergrotingsfactor van de breedte zijn?
A
De vergrotingsfactor is kleiner
B
De vergrotingsfactor blijft 2,2
C
De vergrotingsfactor is groter
Slide 3 - Quizvraag
Als de vergrotingsfactor 2 is, dan wordt de oppervlakte .... keer zo groot
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 4 - Quizvraag
Bij schaal 1 : 300 is de vergrotingsfactor ...
A
100
B
300
C
1300
D
kun je niet weten
Slide 5 - Quizvraag
Als de vergrotingsfactor 2 is, dan wordt de inhoud ..... keer zo groot
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 6 - Quizvraag
Het symbool ~ betekent
A
is gelijk aan
B
is ongeveer gelijk aan
C
is gelijkvormig met
Slide 7 - Quizvraag
Een kaart heeft een schaal van:
1 : 3.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
1 : 3.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
300 cm
B
30 m
C
3 km
D
3000 m
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
0,7
B
1,5
C
4,4
D
13,5
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
10 : 4 = 2,5
B
4 : 10 = 0,4
C
4
D
10
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5
Slide 11 - Quizvraag
Als de vergrotingsfactor 0,8 is, dan wordt de vergroting
A
kleiner
B
groter
Slide 12 - Quizvraag
ΔABC ~ Δ…….
A
DEF
B
FED
C
EFD
D
FDE
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de schaal?
A
1 : 2,5
B
1 : 2500
C
1 : 250000
Slide 14 - Quizvraag
ΔABC ~ Δ…….
A
ADE
B
DEA
C
AED
D
DAE
Slide 15 - Quizvraag
Een kaart heeft een schaal van:
1 : 500.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
1 : 500.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
500 m
Slide 16 - Quizvraag
ΔKLM ~ Δ.......
A
MNO
B
MON
C
OMN
D
NOM
