Meewerkend voorwerp

Grammatica zinsdelen 2 blz. 69 en 70

Meewerkend Voorwerp

Lesdoelen

Na deze les:

• Kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden

Welke stappen van zinsontleding ken je?

Zinsleer (volgorde)

• PV
• GEZ
• OND
• LV
• MV

Persoonsvorm

Gezegde

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Zinsontleding: hoe moest het ook alweer? 

1. Zoek de persoonsvorm

(zin vragend maken / tijdproef)

2. Zoek het gezegde

(alle werkwoorden in de zin bij elkaar zetten)

3. zoek het onderwerp

(vraag: wie/wat + gezezegde)

4. Zoek het lijdend voorwerp

(vraag: wie/wat + gez + onderwerp)

Een voorbeeld

Mijn vader repareert vanmiddag mijn lekke band. 

PV = repareert

GEZ = repareert

OW = (wie repareert?)  Mijn vader

LV= (wat repareert mijn vader?) mijn lekke band

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
PV =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
GEZ =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
OW =

De leerlingen hebben hun tas ingepakt.
LV=

Mounir heeft de toets aan de leraar gegeven.
GEZ =

Mounir heeft de toets aan de leraar gegeven.
OW=

Mounir heeft de toets aan de leraar gegeven.
LV=

Zit er in elke zin een lijdend voorwerp?

1. ja
2. nee

meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is

AAN/VOOR wie + GEZ + OND + LV?

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.
MV =

1. Ik
2. aan mijn beste vriend
3. een mooi cadeau
4. gaf

Lisa schonk een duur horloge aan haar vriend.
MV =

1. aan haar vriend
2. Lisa
3. schonk
4. een duur horloge

De boer geeft de paarden hooi.

MV =

1. De boer
2. geeft
3. de paarden
4. hooi

Ik leen mijn zus nooit iets.

MV =

1. mijn zus
2. ik
3. nooit
4. iets

Aan de slag

Maken opdracht 1 t/m 5 

blz. 69 en 70

Weet je nu hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden?

1. ja
2. soms
3. nee