Schema werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
- In welke tijd staat de zin?
- Bij tegenwoordige tijd gebruik je het volgende schema:
Ik-vorm = Stam (Let op bij verven, lezen en verhuizen --> Ik verf, ik lees, ik verhuis)
Hij/zij/het: Stam + t (hij loopt, hij brandt, hij eet, hij wordt)
Wij/zij/jullie: Het hele werkwoord (ww+ -en)