4hv - Les 8 P3 - Persoonlijk voornaamwoorden en voorzetsels

Guten Morgen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen

Slide 1 - Tekstslide

Studienführer
Voorbereiding voor les 8:
maken: opdr. 12 van Hoofdstuk 5: Deutschland sucht ein Vlogstar


verwerkingsopdrachten na les 8:
maken: Grammatik Teil 5: opdracht. 1 t/m 3 (Seite 242)

Slide 2 - Tekstslide

Unterrichtsziele
- je weet wat de voorzetsels betekenen

 - 1e, 3e & 4e naamval
toepassen na een voorzetsel (met schema).





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Naamvallen
ze hebben invloed op

- persoonlijk voornaamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Ich präsentiere ... die neue Speisekarte.
A
dich
B
dir

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Link

Unser Lehrer wird ... erklären, woraus Glas besteht.
A
euch
B
Sie

Slide 12 - Quizvraag

Wo liegt der Löffel? Da liegt ...
A
ihn
B
er

Slide 13 - Quizvraag

Ich lassen ... wissen, dass die Brötchen frisch sind.
A
ihnen
B
sie

Slide 14 - Quizvraag

het meewerkend voorwerp
- is een zinsdeel net als onderwerp en lijdend voorwerp
- je kunt er vaak AAN voor zetten
- staat bij werkwoorden als vertellen, uitleggen, geven, sturen, bevallen, bieden, bezorgen, gunnen, verkopen, lenen... etc ....


AAN

Slide 15 - Tekstslide

Ausnahme !!!

anrufen
fragen
sprechen
antworten



Jemanden etwas fragen
Jemanden antworten

Mit jemandem sprechen

Slide 16 - Tekstslide

Naamvallen
ze hebben invloed op :

- persoonlijk voornaamwoorden
- der / die / das (groep)
- ein / eine (groep)
- bijvoegelijk naamwoorden
- een hele reeks aan voornaamwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

de 3e naamval
de 3e naamval komt voor: 
- na een +3 voorzetsel
- bij het meewerkend voorwerp
- na een keuzevoorzetsel als het een tijds- of plaatsbepaling is

Slide 21 - Tekstslide

de 4e naamval
de 4e naamval komt voor
- na een +4 voorzetsel
- bij het lijdend voorwerp
- na een keuzevoorzetsel indien het een ergens heen gaan is

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

+4 voorzetsels
durch
für
ohne
um
bis
entlang
gegen
door
voor
zonder
om
langs
tot
tegen

Slide 24 - Sleepvraag

+3 voorzetsels
mit
nach
bei
von
aus
seit
zu
met
van
tot, naar
na, naar
sinds
bij
uit

Slide 25 - Sleepvraag

+3 voorzetsels
mit
nach
bei
von
aus
seit
zu
met
van
tot, naar
na, naar
sinds
bij
uit

Slide 26 - Sleepvraag

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)
- welke kolom? (m / v / o / mv )
- welke rij? (1e of 3e naamval)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Das Geschenk ist ... ... alten Mann.
A
für der
B
für den
C
vor der
D
vor den

Slide 29 - Quizvraag

Wir gehen ... Fluss (m) ... .
A
der ... entgegen
B
den ... entgegen
C
den ... entlang
D
entlang ... der

Slide 30 - Quizvraag

Ich arbeite zusammen ... ... Freundin.
A
mit meine
B
mit meiner
C
mit meinem
D
mit meinen

Slide 31 - Quizvraag

Gehen wir jetzt zu .... Band (v)?
A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinem

Slide 32 - Quizvraag

Ich arbeite zusammen mit ... Freundin.
A
meine
B
meiner
C
meinem
D
meinen

Slide 33 - Quizvraag

Ich arbeite hier ... ... Monat (m).
A
seit eine
B
seit einer
C
seit einen
D
seit einem

Slide 34 - Quizvraag

Er schläft ... ... Großeltern.
A
bei sein
B
bei seinen
C
bei seinem
D
bei seiner

Slide 35 - Quizvraag

Wollen wir zu ... Festival (o) gehen?
A
das
B
der
C
den
D
dem

Slide 36 - Quizvraag

Fährst du lieber mit ... Bahn (v)?
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 37 - Quizvraag

Ich spaziere gern ... ... Hund (m).
A
mit mein
B
mit meinem
C
mit meinen
D
mit meiner

Slide 38 - Quizvraag

Ich habe ... Klasse (v) den 3. Fall erklärt.
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 39 - Quizvraag

Der Mann verkauft ... Jungen ein Brötchen.
A
der
B
dem
C
den
D
das

Slide 40 - Quizvraag

met mijn vrienden
A
mit meine Freunde
B
mit meiner Freunde
C
mit meinen Freunde
D
mit meinen Freunden

Slide 41 - Quizvraag

na elke training (o)
A
nach jedem Training
B
nach elcher Training
C
nach jeder Training
D
nach jeden Training

Slide 42 - Quizvraag

voor welk kind?
A
für welches Kind?
B
für welchem Kind?
C
für welch Kind?
D
für welchen Kind?

Slide 43 - Quizvraag

sinds 3 maanden
A
seit 3 Monate
B
seit 3 Monaten

Slide 44 - Quizvraag

met onze leraar

Slide 45 - Open vraag

Ik woon in Hardenberg met mijn moeder, vader en broer.

Slide 46 - Open vraag

bij dit huis

Slide 47 - Open vraag

na een uur (Stunde)

Slide 48 - Open vraag

van jullie moeder

Slide 49 - Open vraag

Auf Wiedersehen

Slide 50 - Tekstslide