1 - H4 Woordenschat

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag: afronden Woordenschat H3, start Woordenschat H4. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag: afronden Woordenschat H3, start Woordenschat H4. 

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H3
Woordraadstrategie Zoek een voorbeeld.

Slide 2 - Tekstslide

Pak je huiswerk
We bespreken opdracht 8 van H3 Woordenschat.

Slide 3 - Tekstslide

Start H4 Woordenschat
Pak je laptop en doe mee met LessonUp. 

Slide 4 - Tekstslide

Woordenschat H4 - tegenstellingen

  • Ik kan een tegenstelling in de tekst vinden.
  • Ik kan de betekenis van een onbekend woord achterhalen met behulp van een tegenstelling.

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat H4
groot                 -                klein 

Deze tegenstelling kennen we allemaal.
Maar wat als je de betekenis van (één van de) woorden niet kent?

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat H4
Zoals in de zin:
Mijn vader heeft vooral last van somatische klachten, echter ervaart hij ook wel psychische klachten. 
moeilijk woord = somatische

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat H4
Mijn vader heeft vooral last van somatische klachten, echter ervaart hij ook wel psychische klachten. 
Het woord "echter" geeft een tegenstelling aan. 
somatisch is een tegenstelling van psychisch 
(het tegenovergestelde)

Slide 8 - Tekstslide

Dus wat betekent somatisch?
A
geestelijk
B
lichamelijk
C
verstandig
D
ziek

Slide 9 - Quizvraag

Woordenschat H4
Nog een voorbeeld:
Mas is wat melancholiek, maar zijn zus Alexi is altijd opgewekt.
moeilijk woord = melancholiek
Wat geeft de tegenstelling aan?
maar, dus melancholiek is een tegenstelling van opgewekt

Slide 10 - Tekstslide

Dus wat betekent melancholiek?
A
blij
B
levendig
C
depressief
D
vrolijk

Slide 11 - Quizvraag

Woordenschat H4
Signaalwoorden die een tegenstelling aangeven zijn:
maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover.

Slide 12 - Tekstslide

Woordenschat H4
Een tegensteling kun je ook herkennen aan de vorm:
- Basiswoord + voorvoegsel: a-, on-, in-, il-, im-, ir (=niet)
technisch <-> atechnisch, acceptabel <-> onacceptabel, actief <-> inactief

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord is een vorm van een tegenstelling?
A
illustratie
B
impact
C
onder
D
imperfect

Slide 14 - Quizvraag

Woordenschat H4
Je kunt ook achter de tegenstelling (en dus de betekenis) komen door het voorvoegsel te vervangen:
intern <-> extern, oplopen <-> aflopen, autochtoon <-> allochtoon

Slide 15 - Tekstslide

1. Wat is de tegenstelling van verlies?

Slide 16 - Open vraag

2. Wat is de tegenstelling van stilte?

Slide 17 - Open vraag

3. Wat is de tegenstelling van ouderwets?

Slide 18 - Open vraag

4. Wat is de tegenstelling van rijkdom?

Slide 19 - Open vraag

5. Wat is de tegenstelling van orde?

Slide 20 - Open vraag

6. Wat is de tegenstelling van tekort?

Slide 21 - Open vraag

7. Wat is de tegenstelling van schoon?

Slide 22 - Open vraag

8. Wat is de tegenstelling van omhoog?

Slide 23 - Open vraag

Opdracht

In de volgende slide lees je zinnen,
In elke zin staat een tegenstelling.

Noteer steeds het signaalwoord dat wijst op een tegenstelling.


Slide 24 - Tekstslide

Evy houdt niet van buiten spelen, maar wel van binnen spelen.

Slide 25 - Open vraag

Hoewel Fabian klusjes vervelend vindt, vindt hij dit klusje juist leuk.

Slide 26 - Open vraag

Viv koopt meestal een klein ijsje, toch heeft ze nu een groot ijsje gekocht.

Slide 27 - Open vraag

Sam slaapt graag op een harde matras, in het hotel had hij echter een zachte.

Slide 28 - Open vraag

Hoewel Vera veel dure kleren heeft, is haar jas juist goedkoop.

Slide 29 - Open vraag

Maak opdracht 1 van Woordenschat H4 (blz 115). Deze bespreken we zo klassikaal.

Klaar? Begin met opdracht 2, 3, 4 en 6.

Slide 30 - Tekstslide