H4 woordenschat

H4 Woordenschat - tegenstellingen (p.114)

Lesdoel: 
  • Ik kan een tegenstelling in de tekst vinden.
  • Ik kan de betekenis van een onbekend woord achterhalen met behulp van een tegenstelling.



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 Woordenschat - tegenstellingen (p.114)

Lesdoel: 
  • Ik kan een tegenstelling in de tekst vinden.
  • Ik kan de betekenis van een onbekend woord achterhalen met behulp van een tegenstelling.



Slide 1 - Tekstslide

H4 Woordenschat
  • Deze les werk je zelfstandig. 
  • Veel woorden die aan bod komen, zullen bij de leerstof voor de toets horen. Werk dus netjes en verbeter je foute antwoorden!


zie volgende dia:


Slide 2 - Tekstslide

Neem deze lessonup door. De theorie wordt erin behandeld. 
Doe dit ook als je het een gemakkelijk onderwerp vindt of als je verwacht dat je alles al weet: het helpt je leren.  

Beantwoord de vragen die je tegenkomt.

Maak daarna de opdrachten in je schrift.

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn dit jaar al drie woordraadstrategieën behandeld. Weet je nog welke?
Tip: je antwoord begint met 'zoek een'.

Slide 4 - Open vraag

Vandaag leer je een 4e strategie om de betekenis van een woord te zoeken: zoek een tegenstelling.

Er staat soms een tegenstelling van het (moeilijke) woord in de tekst. Als je de twee tegengestelde woorden vindt, kun je de betekenis van het moeilijke woord eruit afleiden. 

Slide 5 - Tekstslide

Want:

groot                 -                klein 


deze tegenstelling kennen we allemaal.
Maar wat als je de betekenis van (één van de) woorden niet kent?

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat H4
Zoals in de zin:
Deze ziekte veroorzaakt zowel psychische als somatische klachten. 

moeilijk woord = somatische
  • somatisch is een tegenstelling van psychisch
(het tegenovergestelde). 

Slide 7 - Tekstslide

Dus wat betekent somatisch?
A
geestelijk
B
lichamelijk
C
verstandig
D
ziek

Slide 8 - Quizvraag

antwoorden startopdracht
1.

a somatische : lichamelijke; niet-psychische
b monarchie:  staatsbestel met een koning of keizer (monarch)
c demonteren:  uit elkaar halen (van apparaten e.d.)
d poreus:  (water- en/of lucht)doorlatend
e recalcitrant: opstandig; tegen de keer in; onwillig; weerspannig
f bevordert: laat beter (ver)lopen; heeft een gunstige invloed op
2
Door woorden met een tegengestelde betekenis (tegenstellingen) die in de zinnen staan.







Slide 9 - Tekstslide

1. Hoe herken je een tegenstelling?
Aan de vorm: soms is de tegenstelling een basiswoord plus een voorvoegsel a-, on-, in-, il-, im-, ir- (=niet):

Bijvoorbeeld: 
technisch<-> atechnisch, 
acceptabel<->onacceptabel, 
reëel <-> irreëel

Slide 10 - Tekstslide

Dus bij deze uitleg:
Welk woord is een vorm van een tegenstelling?
A
illustratie
B
impact
C
onder
D
imperfect

Slide 11 - Quizvraag

2. Hoe herken je een tegenstelling?
Soms wordt de tegenstelling gevormd door het voorvoegsel te vervangen.

Bijvoorbeeld:
intern <-> extern, 
oplopen <-> aflopen, 
autochtoon <-> allochtoon.

Slide 12 - Tekstslide

3. Hoe herken je een tegenstelling?
De tegenstelling kan ook een heel ander woord zijn.

Bijvoorbeeld: 
mentaal <-> fysiek
progressie <-> stilstand

Slide 13 - Tekstslide

Woordenschat H4
Signaalwoorden die een tegenstelling aangeven zijn:
maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover.


(Wat betekent evenwel? Zoek het op als je het woord niet kent.)

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat H4
Een voorbeeld:
Voor deze klus moet je geen poreus, maar waterdicht materiaal gebruiken.

moeilijk woord = poreus
Wat geeft de tegenstelling aan?
maar, dus poreus is een tegenstelling van waterdicht

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag:
Maak opdracht 1 (p.114 - 115): De bedoeling van deze opdracht is oefenen met het vinden van tegenstellingen, signaalwoorden en betekenissen in de tekst. Ga dus niet zelf wat bedenken. (Er is een relatie tussen deze opdracht en het tegenstellend tekstverband uit H4 Lezen.)

Maak opdracht 2 (p.115): Deze opdracht gaat over uitdrukkingen met tegenstellingen erin. Als je ze niet kent, zoek je ze op (bijvoorbeeld internet).

Kijk de opdrachten na (Teams/ bestanden). Vrijdag moet het af zijn. 

Slide 16 - Tekstslide